Een delfstof, bestaandeuit kiezelzure magnesia, in samenstelling verwant met asbest en meerschuim. Men vindt het als klompen van een vettige, zachte, witte of groenachtige stof in Saksen, Beieren, Zuid-Afrika en China.
Uit de mooiste witte stukken maakte men vroeger beeldjes. Bekend zijn de Chineesche beeldjes van speksteen: de spekmannetjes en de vaasjes, huisjes, aapjes uit speksteen gesneden. De Chineesche speksteen is daarvoor zeer geschikt, omdat ze hard is. Zachte soorten maalt men tot poeder en men krijgt dan talk, die gebruikt wordt als glijpoeder in handschoenen, strooipoeder voor zuigelingen, smeerpoeder voor machines, als blanketsel, als polijstmiddel en als vulmiddel voor papier. Het poeder wordt wel met klei vermengd, om er beeldjes van te maken, welke gebakken kunnen worden. Talk is verder een middel om vetvlekken uit geweven stoffen of uit marmer te verwijderen.
Men wrijft de vlek met poeder in, legt er een papier over en drukt een warm strijkijzer op het papier. De vlek verdwijnt dan onmiddellijk. Ook kan men de vlek herhaaldelijk met poeder inwrijven en na eenigen tijd uitborstelen. Zacht speksteen wordt als kleermakerskrijt gebruikt. Men spreekt ook wel van Venetiaansch krijt en van Venetiaansche talk, omdat de handelaars uit Venetië de stof voor het eerst in Europa aanvoerden. Door gloeiing wordt speksteen zoo hard, dat men er glas mee kan krassen.
Men maakt branders en pijpekoppen van speksteen en, daar deze stof bovendien de electriciteit slecht geleidt, ook schakelborden en vloertegels. Speksteen wordt door zuren niet aangetast.