Kalksinter, druipsteen, travertijn, duifsteen. Een kalkgesteente, dat ontstaan is, doordat in water opgeloste kalk neersloeg en zich onder druk ophoopte tot dikke lagen van vasten steen.
Koolzuurhoudend water lost kalk op, er wordt dan dubbelkoolzure kalk gevormd. Deze laat gemakkelijk koolzuur los en de minder goed oplosbare koolzure kalk slaat neer. Zóó zijn in den tijd vóór onze geschiedenis dikke kalklagen ontstaan. Men heeft er mammoetbeenderen en schelpen van thans uitgestorven weekdieren in gevonden. Behalve de resten van deze voorhistorische dieren vond men er ook rhinocerosbeenderen in en zelfs éénmaal in een brok kalksinter een afdruk van een vogel op zijn nest. De afzetting van kalk geschiedde bij voorkeur op allerlei voorwerpen, welke in het kalkhoudend water waren geraakt. Ook thans nog kan men dat verschijnsel in kalkhoudende bronnen waarnemen: in het meertje van Rockanje en in de bronnen van Karlsbad.Sinterkalk werd vroeger vaak als bouwsteen gebruikt. De St. Pieterskerk te Rome en de groote gebouwen uit den Romeinschen keizertijd, zijn van sinterkalk gebouwd.
Behalve kalksinter is er ook kiezelsinter, ontstaan uit warm bronwater, datkiezelzuur opgelost hield en waaruit dit laatste zich afscheidde.