Oorspronkelijk werd de naam satijn alleen gegeven aan zijden weefsels; later aan weefsels van katoen en zijde, waarvan de glanzende inslagdraden van de zijde over verscheidene kettingdraden van katoen heen lagen. Hierdoor glansde dit weefsel en was het aan één zijde glad.
Satijn bestaat dus voor ten minste de helft uit zijde. Later maakte men een dergelijk weefsel van gladde katoenen garens en men noemde dat „satinet”. Gekrispeld satijn (crispus: gekruld) heeft een inslag van sterk ineengedraaide dunne zijden garens, welke neiging hebben, om bij het afwinden van den klos, krulletjes te vormen. Dat geeft aan het weefsel een ruwe oppervlakte en het eigenaardige, gekrispelde uiterlijk. Crêpe is gefronst katoen of zijde.