Paddenstoel, die in het Oosten van ons land aan boschranden en onder hakhout voorkomt. Soms staan er verscheidene op de plaats, waar een jaar tevoren een boom werd gerooid.
In kleistreken ziet men haar zelden, maar zij kan daar zeer groot worden (25 cm). De hoed is kegelvormig. In Duitschland komen morieljes veel ter markt. Hier te lande kennen wij ze het best als kleine hoedjes op korte steeltjes, ingemaakt in lange glazen. Zij kunnen ook in gedroogden toestand bewaard worden. In verschen toestand bevat de morielje een vergif, dat door drogen en koken onschadelijk wordt. Behalve als afzonderlijk gerecht, eet men morieljes in soep en in saus.