De eenvoudigste steenoven is de zgn. veldoven, een ruimte met een aarden wal omgeven, waarin de ongebakken steenen tot een grooten hoop worden opgetast. In den hoop houdt men kanalen vrij, bestemd om de gassen van het vuur door te laten.
De oven wordt gestookt in kanalen van halvemanshoogte, waarvan de mond zich bevindt aan den buitenkant van den steenhoop. De steenen, welke de kanalen vormen, krijgen het meeste vuur en de koppen ervan zijn hard gebakken, half gesmolten, verglaasd en verkleurd. Deze steen, mondsteen of putsteen genoemd, werd wel eens gebruikt als gevelsteen om een minder eentonige kleur te krijgen. Verder klopt men mondsteen tot klinkerpuin voor wegverharding.