In het Zuiden van Limburg bevinden zich heuvels of bergen van een eigenaardige, uit koolzure kalk en leem bestaande grondsoort, welke in de aardkunde krijt en in het dagelijksch leven mergel genoemd wordt. Die mergel is, in een vroeger tijdperk van onze aardgeschiedenis, ontstaan door bezinking van schaaldieren in een toen bestaande zee.
Die schaaldieren leefden en stierven en vormden op den bodem langzamerhand dikke lagen van fijne kalkpantsers, welke lagen nu de mergel vormen. Men vindt die op vele plaatsen in ons land, soms op belangrijke diepte. In Limburg vindt men dikke lagen aan de oppervlakte en hoog gelegen, hetgeen een aardkundige merkwaardigheid is. Men moet n.1. aannemen, dat de zeebodem, waarop de schaaldiertjes bezonken, in later tijd belangrijk is gaan rijzen. De mergel wordt in de aardkunde ook wel tufsteen genoemd, vanwege de poreusheid, alhoewel eigenlijk tufsteen poreuze steen van vulkanischen oorsprong is. Tufkrijt is hetzelfde als tufsteen.De mergel vindt belangrijke praktische toepassingen. Reeds de Romeinen gebruikten de mergelblokken als bouwsteen voor hun huizen en versterkingen. De volken, die na hen kwamen, volgden hun voorbeeld en nog tegenwoordig zijn de „blokkenbrekers” ’s winters in de groeven bezig met vierkante stukken uit den berg te zagen. Die blokken zijn zacht. Zij worden, aan de lucht blootgesteld, harder. Ze hebben een bepaalden stand, waarin ze den meesten weerstand tegen druk hebben, dat is de stand, welke zij oorspronkelijk in den berg innamen: hun groefleger.
Zoo is in den loop der eeuwen in de Limburgsche mergel een net van dwaalgangen ontstaan. In oorlogstijd waren die gangen een schuilplaats voor de bevolking en in den tijd der Fransche overheersching huisden er deserteurs en priesters, onvindbaar voor de Franschen. Die schuilplaatszoekers bouwden daar een onderaardsche kapel, welke thans nog met eerbied wordt verzorgd.
Tusschen de Limburgsche mergelgrotten i$ een meer, waarop de Limburgers des zomers bij Bengaalsch licht voorstellingen geven, van den zwanenridder Lohengrin. Mergel wordt, behalve als bouwsteen, gebruikt als grondstof voor de cementbereiding. Het bevat n.1. behalve koolzure kalk ook leem en in een goede verhouding van 1 op 2, welke voor de cementfabrikatie noodig is. Er zijn nu machinale graafwerktuigen aan het werk; de mergel wordt weggevoerd en geheele bergen verdwijnen. Op den dagzoom, de doorsnede der afgegraven heuvels, ziet men de dwaalgangen open liggen.
In den landbouw gebruikt men mergel ter verbetering van den bouwgrond. De meeste gewassen vragen een zeker kalkgehalte: aardappelen en rogge weinig, bieten veel. Zandgronden zijn in den regel zuur, door humuszuur, hetwelk nadeelig, is voor de plant. Bestrooit men den akker met mergel, dan verbindt de kalk uit de mergel zich met het humuszuur en maakt het onschadelijk. Bovendien wordt daardoor de aarde poreus,kruimelig en geschikt voor bacterieleven. Pas voor korten tijd is men gaan inzien, welke beteekenis de kalk voor den groei der gewassen heeft.
Vroeger meende men, dat de grond door mergel verarmde (uitmergelen). Thans weet men, dat mergel den grond verbetert, omdat kalkgebrek de oorzaak is van de zoogenaamde veenkoloniale haverziekte, waarbij de haverplantjes gele punten aan de bladeren krijgen.
Mergel is als kalkbemesting beter dan poederkalk, omdat het minder scherp is en minder schadelijk voor de grondbacteriën. Buitendien heeft het het voordeel, dat het bij de bestrooiing, fijn verdeeld, vanzelf in den grond regent, terwijl poederkalk door overgang in koolzure kalk korsten geeft en niet meer goed te vermengen is. Poederkalk moet dus terstond door fijnen drogen grond vermengd worden; mergel kan blijven liggen. Men strooit 8000 Kg mergel op de hectare.