Een mastworp, een bijzonderen knoop, gebruikt men, wanneer men een touw om een vast rond voorwerp wil vastmaken. Hij bestaat uit twee halve steken in tegengestelde richting.
Als het voorwerp staat, gebruikt men een mastworp met voorslag (draaireepsteek of derdehandsteek), waarbij de eerste halve steek niet éénmaal, doch tweemaal om het voorwerp gaat en de laatste halve steek daaroverheen komt te liggen.