Gepubliceerd op 18-08-2020

Markies

betekenis & definitie

Markgraaf. Titel uit den tijd van het leenstelsel, toen de vorsten ter bescherming van de grenzen van hun land, tegen invallen van buiten, militaire ambtenaren aanstelden, markgraven geheeten (margo: grens).

Zij kregen bezittingen en voorrechten in leen en werden machtige heeren en hun gebied werd mark genoemd. Op deze wijze maakte ook Hendrik de Eerste van Saksen een eind aan den ontredderden staat van Duitschland, die een gevolg was van de invallen der Noormannen, Wenden en Hongaren. Thans zijn daar nog de namen Mark Sleeswijk, de Altmark en Mark Meissen bekend. Markgraaf of markies is nog een adellijke titel, welke van vader op zoon overerft. De zoon draagt, zoolang de vader nog leeft, den titel van graaf. Ook in Spanje, Italië en in Engeland bestaat die titel (in Engeland marquis).

In ons land zijn geen markiezen meer. Wij hebben in de geschiedenis gehad een markies van Rijen, van Antwerpen, van Bergen, van Leiden, van Veere. Te Bergen op Zoom bestaat nog het Markiezenhof uit het einde der 13de eeuw, in 1430 verbouwd. In de Witte Zaal bevinden zich de portretten van de markiezen van Bergen.

< >