De eerste Maandag na Driekoningen (6 Januari), vroeger een dag, gewijd aan vreugde en uitgelatenheid in het geheele land. In Noord- en Zuid-Holland deed men op dien dag veel aan klootschieten, gooien met een bal, met lood bezwaard, in een besloten ruimte.
De Gooiers waren groote liefhebbers van dat spel en hebben hun naam eraan ontleend. Er zijn veel schilderijen en prenten, die zulk een feestviering voorstellen. In Amsterdam trokken op Koppermaandag de melaatschen door de straten. Hiervan is een schilderij van Adriaan van Nieuwland in het Rijksmuseum te Amsterdam, gemaakt in het jaar 1633 en verder een ets van Klaas Koser van 1608. In Gelderland sprak men van den Razenden Maandag; deze was gewijd aan ruwe boerenvermaken, zooals katknuppelen, ganstrekken, hanekappen.In de 18e eeuw werd de feestdag minder algemeen en tegenwoordig is alleen de Maandag na Driekoningen een feestdag voor de drukkers, die op dien dag kalenders aan de klanten aanbieden (almanakkendag). De afleiding van het woord kopper wordt slechts vermoed. In een brief van 1552 komt voor: „geld tot een copper, omme lieffelijck mit malkanderen te verteeren.” Copper zou hier een feestmaal moeten beteekenen. Anderen zoeken de afleiding in het woord coppe, dat beker beteekent.