Wit licht bestaat uit lichtstralen van verschillende kleuren (de kleuren van den regenboog). Wanneer wit licht overgaat in een stof van een andere dichtheid (b.v. van lucht door glas), dan worden de verschillende bestanddeelen van het licht in verschillenden graad gebroken.
Zij veranderen dus van richting, maar niet in dezelfde mate. Vangt men de stralen op, na de breking op een scherm, dan ziet men de onderscheiden lichtsoorten naast elkaar op het scherm verschijnen en zoo de kleuren van den regenboog vormen. Dit verschijnsel neemt men b.v. waar, wanneer licht door een prismaglas valt. Valt het licht door een lens, dan ziet men door dezelfde oorzaak beelden met gekleurde randen. Men is erin geslaagd, bijzondere lenzen te maken, die beelden geven zonder gekleurde randen. Dat zijn de z.g. achromatische lenzen.
De regenboog ontstaat door kleurschrifting van het zonlicht, dat door regendroppels gaat.
