Gepubliceerd op 18-08-2020

Kinkhoest

betekenis & definitie

Een veelvuldig voorkomende, vrij ernstige, dikwijls heerschende, besmettelijke kinderziekte, welke wordt veroorzaakt door een bacil, een teer, kort staafje. De herkenning van de verwekker heeft lang op zich laten wachten, doordat proefdieren niet voor besmetting hiermee vatbaar bleken te zijn.

Daardoor staat het dan ook niet, zooals bij andere besmettelijke ziekten, onomstootelijk vast, dat de bacil, welke men voor den verwekker aanziet, inderdaad ook de verwekker is. Evenals bij roode hond en bij klierkoorts heeft de smetstof een bijzonderen invloed op het bloed. Men treft bij lijders aan kinkhoest daarin steeds kenmerkende veranderingen aan.De besmetting geschiedt van kind op kind (droppelbesmetting) en meestal in het eerste tijdperk der ziekte. In een later tijdperk is de zieke niet of bijna niet besmettelijk meer. Vier weken na de eerste kramphoest is de bacil niet meer uit het opgehoeste slijm te kweeken.

De ziekte begint als een onschuldige verkoudheid, ongeveer tien dagen, nadat de besmetting heeft plaats gehad. De verkoudheid neemt toe, er komt meer slijmafscheiding en als dat 1—3 weken heeft geduurd, komen de buien van krampachtigen hoest, stikbuien, reeksen van elkaar snel opvolgende hoeststooten, onderbroken door gierende inademingen, soms vijftig buien op een dag. Het kind grijpt zich in benauwdheid vast; het gelaat zwelt op, dan gaat de aanval voorbij en eindigt vaak met braken. De inademing gaat met een gierend geluid gepaard, hetgeen veroorzaakt wordt door kramp van de stembanden, en deze kramp vindt zijn oorsprong in de zenuwen van het verlengde merg. Aan het gezwollen gelaat zijn de kinkhoestlijders reeds terstond te herkennen. Allengs verminderen de aanvallen. Negen weken op en negen weken af, zegt de volksmond.

De ziekte verloopt meestal gunstig, de lichaamstemperatuur is dan niet verhoogd. Over het algemeen vindt men bij kinkhoest geen afwijkingen in de borstorganen; bij kinderen onder de drie jaar komen echter sterfgevallen voor, door bijkomende longontsteking of door stuipen. Ook heeft men wel veranderingen in de hersenen gevonden. De sterfte is ongeveer zoo groot als van mazelen en uit de statistieken blijkt, dat deze sterfte afnemend is. In 1891 waren er in ons land 1600 sterfgevallen aan kinkhoest, in 1921 slechts 600, ofschoon de bevolking in dien tijd is toegenomen. In den laatsten tijd is het aantal sterfgevallen ongeveer 720. Er sterven meer meisjes dan jongens; na het vierde jaar is de sterfte gering.

Er bestaat geen verplichting tot aangifte bij den burgemeester: het aantal ziektegevallen is dus niet vast te stellen, maar men neemt aan, dat vrijwel alle kinderen wel eens besmet worden.

Men herkent de ziekte aan den eigenaardigen hoest. Soms is die hoest niet zoo kenmerkend en dan geschiedt de herkenning door kweekproeven met het opgehoeste slijm en door onderzoek van het bloed. Tot de bestrijding is niet veel te doen. Van belang is, dat het kind uit de besmette omgeving gebracht wordt, liefst daar, waar in het geheel geen kinkhoest is. Zuivere lucht is ook van belang. De bacil vormt geen gif, een geneesserum kan dus niet bereid worden.

Wel wordt in de Rijksseruminrichting te Utrecht een vaccin bereid van gedoode kweek van bacillen en dat vaccin wordt als voorbehoedmiddel ingespoten. Indien later het kind toch kinkhoest krijgt, dan verloopt de ziekte veel lichter. Nadeelen heeft men van die inspuiting nooit gezien. Suggestie helpt soms. Een inenting met koepokstof, wanneer het kind nog niet is ingeënt, heeft vaak een gunstige werking. Ook een inspuiting met bloedwei van kalveren, welke ingeënt zijn, is nuttig.

< >