Methylalkohol, CH3OH. Houtgeest was vroeger een bijprodukt van de houtskoolbereiding.
Men verhitte hout in ijzeren retorten en koelde de gassen, welke zich daaruit ontwikkelden, af. Men verkreeg dan een dunne vloeistof en teer. Die vloeistof bevatte houtgeest en verder azijnzuur, aceton carbol, toluol, formaldehyde. Tegenwoordig maakt men houtgeest in het groot uit kolendamp en waterstof van de hoogovengassen. De ruwe houtgeest is een geelachtige vloeistof, die bij 66 graden kookt, mengbaar is met water en een soortelijk gewicht heeft van 0,840. Zonder verlof van den Koning mag hier geen houtgeest gestookt worden, hetgeen verband houdt met den accijns, die zeer hoog is, nl. 180 gulden de honderd liter.
De accijns bepaalt dus in hoofdzaak den prijs. Fabrikanten kunnen ontheffing van accijns krijgen. Voorts is bij K.B. van 14 Sept. 1872 voorgeschreven, dat alkohol, die niet bestemd is voor inwendig gebruik, gemengd moet worden met houtgeest, om er een onaangenamen geur aan te geven. Houtgeest is vergiftig en kan uierontsteking en blindheid veroorzaken. Het inwendige gebruik van acht gram kan reeds doodelijk zijn. Bekend is nog de massavergiftiging te Berlijn in 1912, toen een groot aantal foezeldrinkers vergiftigd werden, zonder dat men aanvankelijk de oorzaak ervan gissen kon.
De voorstanders van het alkoholverbod in Amerika verzuimden niet bij voortduring tegen het gevaar van vergiftiging met houtgeest te waarschuwen. Sommige personen zijn ongevoelig, anderen overgevoelig voor houtgeest.Houtgeest wordt gebruikt bij de vernisbereiding en lost veel beter vet op, dan gewone alkohol.