Een heugel is in het algemeen een staaf met tanden. Een haardheugel is een rechte getande staaf, waaraan de waterketel boven het open vuur hangt, een ketelhaak dus.
Door de tanden is de heugel verstelbaar, zoodat men den ketel hooger of lager kan hangen. Zulk een haardheugel noemt men ook wel een haal. Het wapen van Zwijndrecht vertoont drie heugels.Een heugel van een dommekracht of kelderwind is een rechte, getande staaf, waarop een rondsel (klein kamwiel) werkt. Het rondsel zit aan een as met een zwengel, waarmede men de klauw aan het ondereinde van de getande staaf kan opdraaien.
De heugel van een scheepsroer is een getande sector, waarop een rondsel werkt. De sector zit vast aan den koning (staande spil) van het roer en wordt met het rondsel gedraaid.
De heugel van een raamzaag is eveneens een getande staaf, welke vast zit aan de slede, waarop het te zagen hout rust. Een rondsel draait in de tanden, waardoor de slede zich regelmatig naar de zaag toe beweegt.
De heugel van een stolpdeur (twee openslaande deuren naast elkaar, welke naar elkaar toe draaien) of van stolpramen wordt ook spanjolet genoemd. Met het handvat, dat men op en neer kan bewegen, laat men een klein kamwiel op twee getande staven draaien. Hiermede kan men de deuren of de ramen sluiten of ontsluiten. De heugel van een boormachine is ook een inrichting met tanden, waarmee men de draaiende boor langzaam dieper in het werkstuk laat dringen.
Wellicht is het woord „hogel”, een versiering bij de Gothische bouwkunst, hetzelfde woord als heugel, daar de hogel ook tanden heeft en den vorm van een rij opstaande knoppen of bloesems.
Een heugelsluiting heeft men aan heelkundige tangetjes, waardoor deze in toegeknepen stand blijven staan (crémailière).