Tot strengen ineengedraaide klompjes eiwit in het ei. Die strengen houden den dooier op zijn plaats en maken het mogelijk, dat de dooier draaien kan en steeds de kiemschijf boven kan houden, hetgeen van belang is wanneer het ei bebroed wordt.
De vorming van het ei in het vogellichaam vangt aan met de vorming van den dooier, die dan langzaam den eileider doorloopt en daarbij met eiwit wordt omgeven. Bij de afdaling in den eileider maakt de dooier een wentelende beweging en zoo ontstaan de hagelsnoeren. Pas aan het einde van den eileider wordt het ei met een kalkschaal omgeven.