Palingbroed, palinglarven, die de rivieren opzwemmen, om zich naar de binnenwateren te begeven. De paling schiet kuit in den Atlantischen Oceaan, in de Middellandsche Zee en in West-Indië.
In de binnenwateren wordt geen paling geboren. De larven komen uit de diepe zee, waar het water zeer zout is en een temperatuur van 7 graden heeft. In Noord-Amerika en in Afrika is het water te koud. De larven zijn plat en hebben een kleinen kop. Later worden ze korter en ronder en heeten dan glasaaltjes. Het duurt een paar jaar, voordat ze de rivieren opzwemmen.
Vooral voor de Fransche rivieren hebben ze voorkeur. Men ziet ze wel op Maas en Rijn, maar nimmer in zulke groote hoeveelheden. In Frankrijk echter ziet men dagen achtereen een levende streep langs de oevers van de rivier. Dat zijn de glasaaltjes, die zich hoogerop gaan verspreiden in zijtakken en stroompjes. Het kleinste beekje trekt hen aan. Men heeft zelfs wel eens een glasaaltje in de dakgoot van een schuur gevonden.
Men vangt ze met schepnetten van gaas. Ze zijn geheel doorschijnend; men ziet het karmijnroode hart achter den kop kloppen. Pas wanneer ze eenigen tijd in zoet water hebben gezwommen, krijgen ze kleur. In Frankrijk eet men ze gaarne als voorgerecht; zij zien er dan uit als witte wormen. Men voert ze uit naar ons land, waar ze in de binnenwateren worden uitgezet. Onze visscherijinspectie koopt aalbroed in Frankrijk en Engeland en verdeelt het onder onze visschers.
Na een reis van 1^ dag komen ze, op met gaas bespannen raampjes, op elkaar gestapeld, uit Zuid-Frankrijk aan, gaan dan naar de Heidemaatschappij te Arnhem, waar ze eerst in de kweekerij uitgezet worden en later verdeeld. Na 4 jaar zijn ze volwassen. Zie ook Aal.