Indien men suikerhoudende oplossingen laat gisten, splitst zich de suiker in alkohol en koolzuur. Er worden bovendien nog vele andere vluchtige stoffen gevormd.
Gaat men de uitgegiste oplossing destilleeren, dan gaan eerst de stoffen over, welke vluchtiger zijn dan alkohol. Wat nu het eerst overgaat, heet voorloop en wat overgaat, nadat de alkohol verdampt is, heet foezel. Zoowel het woord foezel als het woord voorloop zijn eigenlijk verzamelnamen voor mengsels van vluchtige stoffen.De versch overgehaalde alkohol bevat eveneens nog foezel en wordt daarom zelf wel foezel genoemd. Om zuivere alkohol te verkrijgen, maakt men gebruik van de eigenschap van de foezel om in verdunde alkohol minder goed op te lossen dan in sterke. De versch overgehaalde alkohol is steeds verdund met water. Destilleert men nu de alkohol meermalen, dan gaat hoofdzakelijk de zuivere alkohol over. De foezel blijft met steeds sterker verdunde alkohol over, lost daarin niet meer op en gaat als een olieachtige vloeistof bovendrijven: foezelolie.
De meeste foezelolie wordt in bijzondere fabrieken door destilleeren gescheiden. Zij bestaat voornamelijk uit amylalkohol (van amylum: zetmeel) mierenzuur, azijnzuur, en houtgeest. Al naar den aard van het zetmeel waarvan de suikeroplossing afkomstig was, heeft de foezelolie een aangenamen of een onaangenamen geur. Die van aardappels riekt onaangenaam, die van graan heeft een fijnen geur. Men bereidt uit foezelolie fijne geuren voor likeuren, bonbons, cognac, en dergelijke. Het amylacetaat, dat in deze fabrieken mede gewonnen wordt, is een veel gebruikt oplosmiddel in de scheikunde. Foezelolie wordt gebruikt bij de bepaling van het vetgehalte van melk.
