Gepubliceerd op 18-08-2020

Drieluik

betekenis & definitie

Een altaarstuk, dat uit een vast middengedeelte en twee draaibare zijstukken bestaat. In de 15de eeuw was deze wijze van versiering vooral in Duitschland in zwang.

Men schonk een drieluik aan de Kerk; het middengedeelte gaf dan een bijbelsche voorstelling weer, terwijl de luiken de schenkers voorstelden, in vrome aanbidding van de voorstelling op het middenstuK. De luiken hadden veelal houten paneelen, welke zoowel aan de voorzijde als aan de achterzijde beschilderd waren. Soms had elk luik en het middenstuk verscheiden paneelen, waarom men dan sprak van een veelluik. Als achtergrond gebruikte men bladgoud, dat dan beschilderd werd met eiwitverf. Wereldberoemd is het drieluik van de St. Baafskerk te Gent, geschilderd door de gebroeders Van Eyk in 1432, voorstellende de aanbidding van het Lam Gods.

Het middenstuk ervan bevat vier paneelen evenals de zijluiken. Het stuk bleef in de kerk tot 1794; toen namen de Franschen het mee en plaatsten het in het Louvre. In 1816 werd het teruggegeven. Enkele jaren daarna verkochten de Gentenaars echter een luik naar Brussel en een naar Berlijn. Het derde stuk heeft men in den wereldoorlog zorgvuldig verborgen weten te houden. Bij den vrede werd aan Duitschland de verplichting opgelegd, de paneelen aan Gent terug te geven als vergoeding voor de aangerichte schade aan andere kunstwerken toegebracht.

De stad Brussel gaf daarna ook haar paneelen terug, zoodat het drieluik weer volledig was. In 1934 werd een paneel er van uit de St. Baafskerk gestolen.

< >