Gepubliceerd op 18-08-2020

Driehoeksmeting

betekenis & definitie

Een onderdeel der meetkunde, waarmede men de grootte van zijden en hoeken van een figuur berekent uit enkele gegevens. De driehoeksmeting wordt praktisch toegepast bij de landmeting voor vervaardiging van landkaarten, kadastrale kaarten en bij de graadmeting.

Men denkt daarbij het landschap verdeeld in vele aaneensluitende driehoeken, waarvan de hoekpunten kenbaar zijn (kerktorens, bergtoppen of houten stellingen, welke men voor dat doel opricht om als bakens te dienen). Heeft men nauwkeurig den afstand tusschen twee hoekpunten gemeten, dan kan men na meting van de hoeken met een graadkijker (theodoliet, een soort waterpasinstrument) alle waarden van den driehoek berekenen, waarvan er één weer het uitgangspunt vormt voor de berekening van de waarden in de aansluitende driehoeken. Snellius (1581—1626) was de eerste, die een wetenschappelijke graadmeting volbracht met behulp van driehoeksmeting. Dit geschiedde tusschen Bergen-op-Zoom en Alkmaar.

< >