Aangenaam riekende, wasachtige, ondoorschijnende, bladerige stof, afkomstig uit de ingewanden van den potvisch. Kleine stukken worden daarvan op zee drijvende gevonden; soms vindt men groote brokken van 50 kg en zwaarder.
Men heeft lang gemeend, dat amber dreksteen was. Er komen resten van inktvisschen en sepiasnavels in voor, afkomstig van het voedsel van den potvisch. Thans meent men dat amber een stof is, die op een of andere wijze uit de gal van het dier is gevormd, omdat hij bestanddeelen bevat, welke ook in gal voorkomen (cholestearine). Amber is bij gewone temperatuur broos, wordt door kneden week en smelt bij 100 graden. Hij bevat veel vet (ambervet) en veel vluchtige olie (amberolie). Hij lost in alkohol en aether op, riekt eenigszins naar muskus en brandt met een heldere vlam.De O. I. Comp., was eertijds in het bezit van een stuk amber, dat meer dan honderdduizend gulden waard was. In 1923 ving men bij Natal een potvisch, die 500 kg amber bevatte ter waarde van 3 millioen. In 1931 werd uit Noorwegen de vangst gemeld van een potvisch, welke 60 kg amber inhield, ter waarde van een half millioen.
Vroeger was amber een geneesmiddel; het werkt zenuwbedarend. Thans beschikt men over werkzamer middelen voor dat doel. Voorts was hij beroemd omdat hij de geslachtsdrift opwekte: hij „verquickte de levensgeesten”. Hij gold ook als voorbehoedmiddel tegen besmetting en daarom droeg men amberballen bij zich in een rond doosje, bevestigd aan een kettinkje om den hals. Indien men besmette plaatsen bezocht, hield men den amberbal onder den neus. Thans wordt amber voor kostbare reukwerken gebruikt.
Vooral in Frankrijk is de ambergeur geliefd. In het Oosten maakt men sigaretten met ambergeur, verder ook chocolade en tandpoeder. In tropisch Amerika groeit de amberboom, die een hars levert, welke naar amber riekt.