het brengen van geschenken, sloot aan bij de oosterse gewoonte zich niet zonder een geschenk aan te dienen bij een hooggeplaatste. In Ex. 23:17 laat God weten dat de mensen ’niet met lege handen’ voor Zijn aangezicht behoren te komen.
Toen er geen tempel meer was na het jaar 70 g.j. en er als gevolg daarvan niet langer offeranden plaatsvonden, bleven nog het woord en de lofprijzingen om deze functie te vervullen (Hos. 14.3).