Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Gepubliceerd op 20-04-2017

Logische constructies

betekenis & definitie

Wanneer we zeggen ‘de gemiddelde man heeft 2,4 kinderen’, dan zeggen we in werkelijkheid iets over Jansen, Pietersen enzovoort. De zin is analyseerbaar in een verzameling zinnen waarin de uitdrukking ‘de gemiddelde man’ niet voorkomt. De gemiddelde man is daarom een logische constructie, en ‘de gemiddelde man’ is een onvolledig symbool. Deze begrippen stammen van Russell.

Latere schrijvers, met name Wisdom, onderscheidden zwakke en sterke betekenissen van ‘onvolledig symbool’. Een symbool is in zwakke zin onvolledig indien (1) het geacht wordt naar iets te verwijzen, (2) de zin waarin het voorkomt in een passende logische taal zou worden vervangen door zinnen waarin het niet voorkomt, maar (3) deze nieuwe zinnen alleen dan waar zijn, in eenvoudige bevestigende gevallen, als de zaak waarnaar het symbool geacht werd te verwijzen inderdaad bestaat. Als ‘de tegenwoordige koning van Frankrijk is kaal’ wordt geanalyseerd volgens de theorie der beschrijvingen, dan is ‘de tegenwoordige koning van Frankrijk’ een onvolledig symbool in zwakke zin. Een symbool is in sterke zin onvolledig als (1) het evenals ‘de gemiddelde man’ verdwijnt wanneer de zin waarin het voorkomt op de juiste wijze geherformuleerd wordt, maar (2) de geherformuleerde versie waar kan zijn, in eenvoudige bevestigende gevallen, ook al bestaat dat waarnaar het symbool schijnbaar verwijst in werkelijkheid niet (er bestaat geen man met 2,4 kinderen). De term ‘logische constructie’ wordt sindsdien gereserveerd voor datgene waar onvolledige symbolen in sterke zin naar geacht worden te verwijzen; d.w.z. de gemiddelde man, maar niet de tegenwoordige koning van Frankrijk, is een logische constructie. Er is echter een complicatie: Moore meende dat als ‘de gemiddelde man’ een onvolledig symbool is, dan ook ‘heeft 2,4 kinderen’; maar dit laatste lijkt niet zonder meer een logische constructie te behelzen.

Logische constructies verloren daarom de rol die ze in de theorie der beschrijvingen hadden, maar ze bleven een krachtig gereedschap voor de reductieve analyse (zie fenomenalisme, filosofie en analyse).
Hoewel Russell soms de uitdrukking logische ficties gebrui kte, zijn logische constructies geen hypothetische, afgeleide, fictieve of denkbeeldige entiteiten; de gemiddelde man is niets van dit alles. Logische constructies worden vaak gesteld tegenover afgeleide entiteiten (d.w.z. entiteiten waarvan we het bestaan afleiden, maar die we niet kunnen waarnemen). In wetenschappelijke contexten worden logische constructies die als kwantitatieve eigenschappen functioneren (zoals de gemiddelde man als object functioneert), d.w.z. die verschillende waarden kunnen aannemen (bijvoorbeeld dichtheid, snelheid), soms interveniërende variabelen genoemd, terwijl afgeleide entiteiten hypothetische constructen worden genoemd (maar het gebruik varieert).
J. Wisdom, ‘Logical constructions, Mind, 1931-33. (Deze reeks artikelen is de locus classicus voor logische constructies in sterke zin. Vgl. i.h.b. 1931,
pp. 188-195.)
J.O. Urmson, Philosophical Analysis, 1956, pp. 27-41. (Gaat na hoe onvolledige symbolen in sterke zin voortkwamen uit die in zwakke zin.)
L.W. Beek, ‘Constructions and inferred entities’, Philosophy of Science, 1950, herdrukt in H. Feigl en M. Brodbeck (red.), Readings in the Philosophy of Science, 1953. (Vergelijkt de behandeling van bijvoorbeeld elektronen als logische constructies en als entiteiten tot het bestaan waarvan men kan concluderen.)
N. MacCorquodale en P.E. Meehl, ‘Hypothetical constructs and intervening variables’, Psychological Review, 1948, herdrukt in H. Feigl en M. Brodbeck, z.b. (Op dit artikel wordt ingegaan in volgende jaargangen van de Psychological Review.)

< >