Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

PHRYNICHUS

betekenis & definitie

Phrynichus (Φρυνικος), griekse eigennaam:

1. Phryne van Athene, een van de oudste attische tragediedichters, oudere tijdgenoot van Aeschylus en evenals deze overleden op Sicilië; hij behaalde een eerste prijs tijdens de 67e olympiade (511-508) en een in 467 vC. Van zijn werk kennen we 10 of 11 titels en een twintigtal korte fragmenten. Behalve tragedies over onderwerpen uit de sagenwereld (o.a. een Alcestis en een Danaïden) schreef Phryne ook stukken over historische gebeurtenissen uit het nabije verleden. Kort na de verwoesting van Milete door de Perzen (494 vC) voerde hij zijn Μιλητου αλωσις (De val van Milete) op; Herodotus (6, 21) vertelt dat het stuk op het publiek zo’n verpletterende indruk maakte dat de dichter beboet werd met 1000 drachmen en een heropvoering verboden werd. In 476 liet hij de Φοινισαι (Phenicische vrouwen) opvoeren, over de slag bij Salamis, hetzelfde onderwerp waaraan Aeschylus in 472 zijn Perzen wijdde. Vooral de koorliederen en de choreografie van Phryne genoten hoge waardering.

Lit. Fragmenten in A. Nauck, Tragicorum Graecorum Fragmenta2 (Leipzig 1889 = Hildesheim 1964) 720-725. - A. von Blumenthal (PRE 20, 911-917). GGL 1, 2, 170-177. - F. Marx, Der Tragiker Phrynichos (Rheinisches Museum 77, 1928, 337- 360). F. Stoessl, Die Phoinissen des Phrynichos und die Perser des Aischylos (Museum Helveticum 2, 1945, 148-165).

2. Phryne van Athene, attische komediedichter uit de laatste decennia van de 5e eeuw vC, tijdgenoot van Aristophanes; hij behaalde driemaal een eerste prijs, maar werd minstens tweemaal door Aristophanes verslagen, in 414 en in 405. Van zijn werk kennen we 10 titels en van elk daarvan enkele kleine fragmenten. In zijn Μονοτροπος (De eenzelvige), opgevoerd in 414 samen met Aristophanes’ Vogels, dreef hij de spot met zijn zonderlinge stadgenoot Timon; met de creatie van dit type is hij een voorloper van de latere typenkomedie (vgl. Menander, Dys- kolos). In zijn Κοννος was de titelheld Socrates’ muziekleraar, in zijn Μουσαι (405) behandelde hij waarschijnlijk een soortgelijk literair thema als Aristophanes in de bij dezelfde wedstrijd opgevoerde Kikkers.

Lit. Fragmenten in T. Koek, Comicorum Atticomm Fragmenta I (Leipzig 1880) 369-391. J. Demianczuk, Supplementum Comicum (Krakau 1912) 74-76. Met engelse vertaling: J. M.

Edmonds, The Fragments of Attic Comedy 1 (Leiden 1957) 450-475. - A. Korte (PRE 20, 917-920). GGL 1, 4, 137-141.

3. Phryne Arabius van Bithynië (?), griekse grammaticus uit de 2e eeuw nC, atticist (zie atticisme) van de strenge richting, die slechts weinig klassieke auteurs als model waardig keurde. Zijn Αττικιστης (De atticist) was een stilistisch hulpboek voor de redenaar, waarin hij tegenover de gewraakte uitdrukking telkens het juiste attische equivalent plaatste. Verder schreef hij een Σοφιστικη προπαρασκευη (Uitrusting voor de redenaar) in 37 boeken, waarin attische zinswendingen en uitdrukkingen verklaard werden. Van beide werken, die door latere lexicografen veelvuldig benut zijn, is een epitome bewaard gebleven.

Lit. Uitgaven van de uittreksels: W. G. Rutherford, The New P. Being a Revised Text of the Ecloga (London 1881 = Hildesheim 1967). E.

Fischer, Die Ekloge des Phrynichos (Berlin/New York 1974). J. de Borries, Phrynichi Sophistae Praeparatio Sophistica (Leipzig 1911). - D. S.-R. French (PRE 20,920-925). [Nuchelmans]

< >