Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

PHILIPPUS

betekenis & definitie

Philippus (Φιλιππος), veel voorkomende griekse eigennaam. De bekendste dragers van de naam zijn vijf koningen van Macedonië (l-5), twee koningen van Syrië (6-7), een romeinse keizer (8), een epigrammendichter (9), een apostel (10), een van de eerste christenen (11) en een kerkhistoricus (12).

Philippus kwam ook als cognomen voor in de romeinse gens Marcia; →zie Marcius.1. Philippus I, koning van Macedonië in de tweede helft van de 7e of eerste helft van de 6e eeuw vC, de derde vorst uit de dynastie der Argeaden. Over zijn regering is niets bekend.
2. PhilippusII, koning van Macedonië van 359 tot 336 vC, ca. 382 vC geboren als jongste zoon van koning Amyntas III en Eurydice. In 359 vC, toen Macedonië geteisterd werd door invallen van Illyriërs en Thraciërs en door interne twisten om de troonopvolging, wist Philippus de buitenlandse en binnenlandse vijanden te verslaan en zo het koningschap te verwerven over een verenigd en rustig Macedonië. Hij bouwde allereerst een goed getraind, loyaal leger op, waarin zwaargewapende infanteristen en cavalerie hecht samenwerkten bij offensieve acties. Steunend op dit leger en gebruik makend van de zwakte van Athene, dat in 355 vC zijn tweede zeebond uiteen zag vallen (zie Bondgenotenoorlog (1)) en financieel aan de grond zat, bedreef hij vanaf 357 expansie in zowel oostelijke als zuidelijke richting. In het oosten werden eerst de chalcidische stedenbond (zie Olynthus), het atheense steunpunt Amphipolis en de thracische goudmijnen (zie Pangaeus, Philippi) zijn prooi, vervolgens de griekse steden die de Hellespont en de Propontis en daarmee de atheense korentoevoer uit de Zwarte Zee controleerden; in zuidelijke richting wist hij door deel te nemen aan de derde heilige oorlog in 346 vC het lidmaatschap te verwerven van de delphische amphictyonie en daarmee een sterke positie in Midden- Griekenland. Intussen had hij het grootste deel van Oost-Thracië aan zijn rijk toegevoegd en zijn greep op Thessalië verstevigd, dat hem in 344 of 342 tot archont benoemde. Als lid van de amphictyonie liet hij zich in 339 de opdracht verlenen om een strafexpeditie tegen de Locriërs van → Amphissa uit te voeren: daarmee kreeg hij vaste voet ten zuiden van de Thermopylen-pas. In de oorlog tegen Amphissa zag Philippus zich weldra geconfronteerd met een griekse coalitie, die Philippus’ grote tegenspeler, de atheense staatsman en redenaar → Demosthenes, na een langdurig diplomatiek offensief had weten te vormen. In augustus 338 versloeg de Macedoniër tenslotte de verbonden griekse legers bij Chaeronea, waarmee een einde kwam aan de vrijheid en onafhankelijkheid van de griekse stadstaten.

Na zijn overwinning trad Philippus mild op, met name tegen Athene, dat wel zijn zeebond verloor, maar voor het overige met Philippus een voordelige vrede sloot (zie Phocion). Op Philippus’ initiatief werd in 338 de z.g. Corinthische bond opgericht, waarin alle griekse staten lid werden; deze belichaamde de algemene vrede die door die staten onderling gesloten werd. De bond sloot een bondgenootschap met Philippus; in 337 kreeg hij als gevolmachtigd opperbevelhebber de opdracht een oorlog tegen de Perzen te beginnen, die als wraakoefening voor de aanval van de Perzen in 480 vC moest gelden. De atheense publicist Iso- crates, een van de bekendste medestanders van Philippus in Athene, zag daarmee een reeds jarenlang gekoesterde wens in vervulling gaan. Reeds in 336 vC trokken macedonische troepen de Hellespont over.

Voorlopig ontsprongen de Perzen echter nog de dans; in de zomer van datzelfde jaar werd Philippus, tijdens de bruiloft van zijn dochter Cleopatra met → Alexander van Epirus, vermoord, vermoedelijk op instigatie van zijn verstoten echtgenote → Olympias, die een complot smeedde met een aantal opstandige macedonische edelen. Philippus’ zoon → Alexander de Grote zette de expeditie tegen de Perzen enkele jaren later voort.

Philippus II was een even briljant politicus en diplomaat als veldheer; over zijn karakter en persoonlijkheid oordeelt men in het algemeen minder gunstig.

Lit. F. Geyer (PRE 19, 2266-2303). - A. Momigliano, Filippo il Macedone (Florence 1934). F. Wüst, Philipp II. von Makedonien und Griechenland in den Jahren von 346 bis 338 (München 1938).

P. Cloché, Un fondateur d’empire, Philippe II, roi de Macédoine (Saint-Étienne 1955). D. Kienast, Philipp II. von Makedonien und das Reich der Achaimeniden (Abhandlungen der Marburger Gelehrten Gesellschaft 1971, 6. München 1973).

3. Philippus III, koning van Macedonië van 323 tot 317 vC, bijgenaamd Arridaeus (2).
4. Philippus IV, koning van Macedonië in 297 vC, zoon van Cassander en Thessalonice. Hij volgde zijn vader bij diens dood op, maar overleed reeds enkele maanden later. Hij werd opgevolgd door zijn minderjarige jongere broers → Antipater (2) en Alexander V.
5. Philippus V, koning van Macedonië van 221 tot 179 vC, zoon van de macedonische koning Demetrius II (239-229 vC). Bij zijn troonsbestijging was de positie van het macedonische rijk in de hellenistische wereld vrij sterk; Macedonië had vaste voet in Griekenland via het leiderschap van een sterke coalitie van griekse steden en stedenbonden; onder de laatste is vooral de achaeïsche bond te noemen; de aetolische bond daarentegen was Macedonië’s grote tegenstrever. In Carië, op de kust van Klein-Azië, had Philippus’ voorganger Antigonus Doson een sterke macedonische invloedssfeer geschapen. Aan de illyrische kust, langs de Adriatische Zee, had Rome zich weliswaar sedert 229 vC een soort protectoraat verworven, maar een reële dreiging leek daarvan nog niet uit te gaan voor Macedonië. Niettemin sloot Philippus in 215 een alliantie met → Hannibal, die toen in de tweede punische oorlog in een strijd op leven en dood met Rome gewikkeld was. Bij ontstentenis van een vloot beperkte Philippus zich in de eerste → macedonische oorlog (215-205) tot de bestrijding, niet van Rome zelf, maar van Rome’s bondgenoot in Griekenland, de aetolische bond. Deze oorlog tastte de status quo nauwelijks aan. Het illyrische protectoraat van Rome bleef grotendeels bestaan. Na 205 wierp Philippus zich op de vlootbouw en, op basis daarvan, op penetratie in de Aegeïsche Zee; via een geheim verbond met Antiochus III van Syrië zou hij zich, na de dood van de egyptische koning Ptolemaeus IV in 204, van de Aegeïsche Zee als zijn invloedssfeer verzekerd hebben. Rhodus en Pergamum voelden zich daarop bedreigd en wisten Rome zover te krijgen dat het Philippus in de tweede macedonische oorlog (200-197 vC) vernietigend versloeg bij Cynoscephalae in Thessalië; Philippus verloor zijn invloed en bezittingen in Griekenland en Klein-Azië alsmede zijn vloot. Macedonië’s macht was daarmee gebroken. Toen Rome in 192 plotseling bedreigd werd door Antiochus III en de aetolische bond, heeft het Philippus nog de hand boven het hoofd gehouden tegenover de Aetoliërs, maar een grootmacht mocht Macedonië niet meer worden. Philippus richtte zich in zijn laatste jaren vooral op de politiek onschuldige strijd tegen vijandige stammen ten noorden van Macedonië. In 179 vC overleed hij te Amphipolis.

Het is niet aannemelijk dat Rome zich uit defensieve overwegingen in het macedonische avontuur stortte.

Veeleer was Rome bewust uit op expansie en wist het handig gebruik te maken van en positie te kiezen in het geruzie tussen Philippus cum suis enerzijds en de Aetoliërs, Rhodus, Pergamum en ook Athene anderzijds. De romeinse geschiedschrijving schroomde niet om in strijd met de waarheid of de waarschijnlijkheid bepaalde griekse steden, o.a. Athene, als bondgenoten van Rome voor te stellen: als Philippus deze dan bedreigde, moest Rome wel voor hen opkomen; een fraaie casus belli was zo altijd wel te vinden.

Philippus V was een knap militair, maar te onevenwichtig om een groot politicus te zijn.

Lit. F. Geyer (PRE 19, 2303-2331). - F. W. Walbank, Philip V of Macedon (Cambridge 1940). E. Will, Histoire politique du monde hellénistique 2 (Nancy 1967) 59-152, 204-214. [Pieket]

6. Philippus I Epiphanes Philadelphus van Syrië heerste van 94 tot 83 vC over een deel van het stervende Seleucidenrijk. Hij was de tweede zoon van → Antiochus VIII en een tweelingbroer van Antiochus XI; samen met deze laatste zette hij na de dood van Seleucus VI (95) de strijd tegen Antiochus X voort. Hoewel beiden in 94 door deze verslagen werden, wist Philippus zich samen met een jongere broer, Demetrius III, in een deel van Syrië te handhaven. Ca. 88 vC kreeg hij echter onenigheid met Demetrius, die door hem overwonnen werd en in parthische gevangenschap belandde. In 87 moest Philippus zich, verdreven door zijn jongste broer, Antiochus XII, in Cilicië terugtrekken, waar hij in 83 vC overleed.

Lit. P. Treves (PRE 19, 2552-2554).

7. Philippus II, laatste koning van het Seleucidenrijk, zoon van Philippus (6). Vanuit Cilicië, waarheen hij in 87 met zijn vader gevlucht was, verdreef Philippus met arabische hulp in 66 vC Antiochus XIII uit Antiochië en liet zich tot koning kronen. Zijn heerschappij was echter slechts van korte duur. In de winter 64/63 verbleef de romein → Pompeius in Antiochië, zette Philippus af en richtte de romeinse provincie Syria op.

Lit. P. Treves (PRE 19, 2554-2558). [Nuchelmans]

8. Philippus Arabs, romeinse keizer van 244 tot 249. Marcus Iulius Verus Philippus, ca. 204 geboren te Bostra in Arabië, wist op te klimmen tot praefectus praetorio en werd na de moord op → Gordianus III, waarin hij zelf de hand had gehad, tot keizer uitgeroepen. Na met de Perzen vrede gesloten te hebben begaf hij zich vanuit het Oosten naar Rome, waar hij erkenning vond. Na een grote eindzege op de Carpi aan de Donau verhief hij zijn zoon Marcus Iulius Severus Philippus tot Augustus (247). In 248 vierde Rome onder deze arabische keizer met grote praal zijn duizendjarig bestaan. In hetzelfde jaar echter vielen de Goten Moesia binnen en stonden verscheidene troonpretendenten op, onder wie Pacatianus aan de Donau en Iotapianus in Mesopotamië. Ook de populaire → Decius (4), aan wie het opperbevel aan de Donau was toevertrouwd, werd weldra door zijn troepen tot keizer uitgeroepen. In een treffen met deze bij Verona vond Philippus de dood.

Philippus was gehuwd met Marcia Otacilia Severa. Zijn regeringsperiode was gekenmerkt door een cumulatie van rampen. Usurpaties hadden het aanzien van het keizerschap verzwakt, het leger was onbetrouwbaar, de financiële toestand rampzalig en de belastingdruk zeer zwaar; moordende ziekten teisterden het volk en steeds vaker vielen grensvolken het rijk binnen. Een latere overlevering, die in Philippus de eerste christelijke keizer zag, moet als onjuist worden afgewezen.

Lit. E. Stein (PRE 10, 755-770). - T. Kotula, De Romae anno millesimo (Meander 16, 1961, 69-84). J. M.

York, Philip the Arab, the First Christian Emperor of Rome (Diss. University of Southern California 1965). L. J. Swift, The Anonymous Encomium of Philip the Arab (Greek, Roman and Byzantine Studies 7, 1966, 267-289). - B. M.

Felletti Maj, Iconografia romana imperiale da Severo Alessandro a M. Aurelio Carino (Rome 1958) 42, 169-177. (A. J. Janssen]

9. Philippus van Thessalonica, griekse epigrammendichter, die in de eerste helft van de 1e eeuw nC in Rome werkzaam was en van wie in de Anthologia Palatina 80 puntdichten in diverse versmaten bewaard zijn gebleven. Het zijn merendeels fletse imitaties van → Leonidas (3) van Tarente en Antiphilus (3) van Byzantium. Zijn betekenis ontleent Philippus aan het feit dat hij, naar het voorbeeld van → Meleager (2) van Gadara, ca. 40 nC een groot aantal epigrammen van zichzelf en van andere dichters uit de sinds Meleager verlopen periode verzamelde in een Στεφανος (Krans); deze aan een zekere Camillus opgedragen bloemlezing vormt met de Krans van Meleager de oudste kern van de Anthologia Palatina.

Lit. Uitgave met commentaar: A. S. Gow/D. L. Page, The Greek Anthology.

The Garland of Philip (Cambridge 1968) 1, 296-351; 2, 327-371. - W. Peek (PRE 19, 2339-2349). [Nuchelmans]

10. Philippus, een van de twaalf apostelen. In de synoptici en Hand treft men zijn naam alleen aan in de apostellijsten (Mc 3,18; Hand 1,13) en wel steeds op de vijfde plaats. Het ev. van Jo weet meer over hem (Jo 1,35-51; 6,5-7; 12,20-22; 14,8v). De latere traditie wil dat hij in Hierapolis in Klein-Azië gestorven is (Polycrates en Papias bij Eusebius, Historia ecclesiastica 3, 31, 3; 39, 4.9). Hetzelfde berichten de uit de 4e eeuw daterende en historisch niet betrouwbare Acta Philippi (tekst bij Lipsius/Bonnet, Acta apostolica apocrypha II, 2, 1-90). Op zijn naam staat een apocrief (gnostisch) evangelie (Hennecke 1, 194-199), waarvan sinds kort ook de koptische tekst bekend is (tekst en duitse vertaling: W. C. Till, Das Evangelium nach Philippos, Berlin 1963).

Lit. R. M. Wilson, The Gospel of Philip (London 1962). Id., The N.T. in the Nag Hammadi Gospel of Philip (NT 9, 1962/ 1963, 291-294). J. E. Menard, L’Évangile selon Philippe (Paris 1964).

11. Philippus, christen van Jeruzalem, een van de zeven

armenverzorgers (zie diakens?) over wie Hand 6,1-6 schrijft. In Hand 21,8 wordt Philippus evangelist genoemd. Hij trad met groot succes op in Samaria (Hand 8,5- 13) en later in Azotus (ib. 8,40). Later woonde hij in Caesarea, waar hij Paulus ontving op diens laatste reis naar Jeruzalem (ib. 21,9). Hij had vier ongehuwde dochters, die profetessen waren (ib.). In de traditie wordt hij vaak verwisseld met de apostel Philippus; zo reeds Papias bij Eusebius, Historia ecclesiastica 3, 39. [Bouwman]

12. Philippus van Side (Pamphylië), priester te Constantinopel, kerkhistoricus, publiceerde tussen 434 en 439 een zeer breedvoerig en disparaat geschiedwerk in 36 boeken, Χριστιανικη ‘ιστορια, waarvan slechts fragmenten bewaard zijn. Het werk, geschreven in een gezwollen, asianistische stijl, ging tot 426 (cf. Socrates, Historia ecclesiastica 7, 26, 5). Photius (9e eeuw) kende er nog ongeveer tweederde van (Bibliotheca, codex 35).

Lit. Uitgaven van de fragmenten: C. de Boor (TU 5, 2, Leipzig 1888, 165-184). E. Bratke (TU 19, 3, Leipzig 1899, 153- 164). - H. Opitz (PRE 19, 2350v). - Bardenhewer 4, 135-137. - E. Honigmann, Patristic Studies (ST 173, Rome 1953) 82- 91. [Bartelink]

< >