Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

PALLADIUS

betekenis & definitie

Griekse eigennaam. Vermelding verdienen:

1. Palladius, latijnse auteur over landbouw, wiens volledige naam Palladius Rutilius Taurus Aemilianus luidt. Palladius leefde in de 4e eeuw nC en schreef een werk over de landbouw in 14 boeken, getiteld Opus agriculturae, waarin de stof is ingedeeld naar de maanden van het jaar. Het werk, dat is opgedragen aan een verder onbekende Pasiphilus, bevat behalve een uitvoerige inleiding (boek 1) ook een gedeelte in elegische disticha over het enten van fruitbomen, waarvan de titel luidt De insitione en dat vroeger soms wel werd aangeduid als boek 14. Thans echter duidt men met boek 14 doorgaans een gedeelte aan over diergeneeskunde, dat met de titel De medicina pecorum in de uitgaven een zelfstandig leven is gaan leiden (zie mulomedicina). De gegevens voor zijn werk heeft Palladius grotendeels ontleend aan voorgangers, in het bijzonder → Columella en Gargilius Martialis en voorts enige griekse bronnen, die zonder nadere specificatie door hem worden aangeduid met Graeci; daarnaast maakt hij veelvuldig gebruik van eigen ervaringskennis, met name in die passages die worden ingeleid met de formule quod expertus sum. De stijl van het werk, dat geen literaire pretenties heeft, is tamelijk dor; de versificatie van het poëtische gedeelte is weliswaar foutloos, maar van een werkelijk dichterlijke inspiratie is nauwelijks sprake. Voor onze kennis van de taalontwikkeling in de 4e eeuw nC is dit vakproza overigens wel van grote betekenis. In later tijd, vooral in de middeleeuwen, werd het werk van Palladius veel gelezen en geciteerd.

Lit. Uitgaven: J. C. Schmitt, Palladii Rutilii Tauri Aemiliani viri inlustris opus agriculturae (Leipzig 1898). J. Svennung, De medicina pecorum Palladii (Göteborg 1926). - J.

Svennung (PRE 18, 2 (3), 209-211). GRL 4, 189-192. - H. Widstrand, Palladiusstudien (Uppsala 1926). J. Svennung, Untersuchungen zu Palladius und zur lateinischen Fach- und Volkssprache (Uppsala 1935). [Brouwers]

2. Palladius, bisschop van Helenopolis in Bithynië en van Aspuna in Galatië, zijn geboortestreek. Palladius leefde van 388 tot 399 als monnik in Egypte, werd ca. 400 tot bisschop van Helenopolis gewijd, was in 405 in Rome om de zaak van Johannes (5) Chrysostomus te bepleiten, werd kort daarop naar Opper- Egypte verbannen en bezette van ca. 413 tot aan zijn dood (kort voor 431) de bisschopszetel van Aspuna. Palladius is de auteur van de Historia Lausiaca (419-420), een aan de kamerheer Lausus opgedragen grieks geschrift, dat een schildering geeft van het leven van een aantal monniken en monialen, vooral uit Egypte, maar ook uit Palestina, Syrië en Klein-Azië. In het algemeen wordt de historische waarde van het werk tegenwoordig vrij positief beoordeeld. Palladius heeft mondelinge en waarschijnlijk ook een aantal schriftelijke bronnen verwerkt. Hij is ook de auteur van een griekse levensbeschrijving van Johannes Chrysostomus (Διαλογος; Dialogus de Vita
S. Ioannis). Omstreden is zijn auteurschap van Περι των της Ινδιας εθνων και των Βραχμανων (Epistola de Indicis gentibus et de Bragmanibus).

Lit. Uitgaven: C. Butler, P., The Lausiac History 1-2 (Cambridge 1898-1904). G. Bartelink, Palladio. La storia Lausiaca (Rome 1974). P.

R. Coleman-Norton, Palladii Dialogus de vita S. Ioannis Chrysostomi2 (Cambridge Mass. 1958). Engelse vertaling en verklarende noten: R. T. Meyer, The Lausiac History (ACW 34, Westminster Maryland 1965). Duitse vertaling van de Dialogus: L. Schlapfer (Düsseldorf 1966). - W.

Berghoff. Palladius, De gentibus Indiae et Bragmanibus (Meisenheim 1967). - E. Amann (DTC 11, 1823-1830). H. Leclercq (DAL 13, 912-930). K.

Heussi/A. Kurfess (PRE 18, 2 (3) 203-207). - S. Linner, Syntaktische und lexikaUsche Studiën zur Historia Lausiaca des Palladius (Uppsala 1943). J. D. Derrett, The History of Palladius on the races of India and the Brahmans’ (Classica et Mediaevalia 21, 1960, 64-99). [Bartelink]

< >