Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

ORPHEUS

betekenis & definitie

Orpheus (Ορφευς). Naar de mythische voorstelling, vanaf de 6e eeuw vC door kunst en literatuur vastgelegd, was Orpheus de door Apollo begenadigde zanger, dichter en citerspeler, godsdiensthistorisch daarenboven even vroeg vermeld als de stichter van het dionysisch georiënteerde → orfisme.

In de prehomerische tijd vóór de trojaanse oorlog (want Orpheus was een der Argonauten) geboren in Thracië, d.i. het land der Muzen benoorden de Olympus, uit Oeagrus (jongere versie: uit Apollo) en de muze Calliope, bracht Orpheus mens en dier, levende en levenloze natuur in de ban van zijn betoverende muziek. Als muzische heros was hij tevens de eerste dichter en dus de schepper van de oudste versmaat, de hexameter. Kernstuk uit zijn mythe, zowel in de profane optiek als voor de hiemamaalsleer van het orfisme, is zijn afdaling in dë onderwereld. Daar verkreeg hij van de hellegoden dat zijn geliefde, Eurydice, hem mocht volgen naar het daglicht, op voorwaarde dat hij niet naar haar achterom keek, wat hem niet gelukte (uitgewerkte versie: Vergilius, Georgica 4, 454-503; Culex 268-295; Ovidius, Metamorfosen 10,1-73). Thracische vrouwen (maenaden) zouden Orpheus in stukken gereten hebben omdat hij Apollo verkoos boven Dionysus of wegens zijn misogynie (jongere versie). Zijn hoofd en zijn lier dreven naar Lesbus, zijn lier werd een sterrebeeld (hellenistische astrologie). De christelijke kunst nam de zeer verbreide voorstelling van ’Orpheus musicerend onder de dieren’ over als verwant met het beeld van Christus, de Goede Herder.Lit. O. Gruppe (Roscher 3, 1058-1207). K. Ziegler (PRE 18, 1200-1316). A. Bisi (EAA 5, 744-747). - O.

Kern, O. (Berlin 1920). E. Norden, Orpheus und Eurydike (Sitzungsberichte Akad. Wiss. Berlin 1934, 626-683). C.

M. Bowra, Orpheus and Eurydice (CQ 46, 1952, 113-126). R. Böhme, O. Das Alter des Kitharoden (Berlin 1953). E.

R. Panyagua, La figura de Orfeo en el arte griego y romano (Helmantica 18, 1967, 173-239). R. Böhme, O. Der Sanger und seine Zeit (Bern 1970). [Sanders]

< >