Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

NÛN

betekenis & definitie

Nûn, in de opvatting van de oude Egyptenaren de oeroceaan, die in het begin der tijden alleen bestond. Volgens de kosmogonie van On-Heliopolis ontstond de god → Atum hieruit door eigen macht.

Hij ging op een heuvel staan, die ook uit Nûn te voorschijn kwam, en verwekte twee kinderen, Sju, de lucht, en Tefnut, de vochtigheid. Dezen baarden de hemel, → Nût, en de aarde, Geb. Sindsdien drijft de aarde op Nûn gelijk een schijf; het grondwater, de → Nijl en zijn overstroming zijn delen van Nûn. In de kosmogonie van Sjmûn-Hermupolis is Nûn gepersonifieerd tot een mannelijke god. Hij heeft een vrouwelijke partner, Naunet, en samen met drie andere paren van oergoden vormen zij een ogdoade. Naar dit voorbeeld worden beide kosmische machten in de theologie van Memphis geassocieerd met Ptah onder de naam van ’Ptah- Nûn, de vader die Atum verwekte, Ptah-Naunet, de moeder die Atum baarde’. Te Thebe werd Amon met Nûn geïdentificeerd.

De oeroceaan wordt verder nog verpersoonlijkt door een koe, die uit Nûn te voorschijn komt, de zonnegod baart en hem tussen haar horens plaatst. Dit schept een verband met Hathor en Isis. Haar naam is mh.t-wr.t ’de grote vloed’, Μεθυερ bij Plutarchus, De Iside 56.

Lit. RÄR 535v; 459. [Vergote]

< >