Oude, tot in de 1e eeuw vC oskisch sprekende stad in → Campanië, gelegen 25 km ten oosten van Napels aan de Via Popilia, thans nog Nola geheten. Nola stond een tijd lang onder etruskisch gezag en onderhield nauwe betrekkingen met griekse steden als Chalcis en Neapolis.
Aan de zijde van de Romeinen, die de stad in 313 vC veroverden, weerstond zij in de tweede punische oorlog Hannibal. In de bondgenotenoorlog viel zij in handen van de Samnieten (90 vC); pas tien jaar later kon zij door Sulla heroverd worden. Keizer Augustus overleed te Nola in zijn vaderlijk huis (14 nC). In de keizertijd breidde de intussen geromaniseerde stad zich sterk uit. Haar verwoesting door de Vandaal Geiserik (455) wist zij te boven te komen.Op een van de necropolen rond Nola werd de heilige → Felix (3) begraven. Bij dit graf werd in de 4e eeuw een basiliek gebouwd, die ca. 400 door Paulinus, bisschop van Nola van 409 tot 431, werd uitgebreid en met diverse gebouwen omgeven. Van dit belangrijke oudchristelijke cultuscomplex zijn interessante bouwresten over, waarin ook zeer oude muurschilderingen en mozaieken zijn aangetroffen.
Lit. Livius 23, 14-16, 42-48; 24, 13-17. - H. Philipp (PRE 17, 811-814). G. Cressedi/G. Chierici (EAA 5, 537-539). - J.
Beloch, Campanien. Topographie, Geschichte und Leben der Umgebung Neapels im Altertum (Berlin 1879) 389-411. A. Maiuri, Vergilio e N. (Rome 1939). R. Goldschmidt, Paulinus’ Churches at Nola (Amsterdam 1940).
G. Chierici, Cimitile 1, La necropoli (Rivista di Archeologia Cristiana 33, 1957, 99-125). [A. J. Janssen/Nuchelmans]