Narcissus (Ναρκισσος, griekse eigennaam.
1. Narcissus, in de griekse mythologie buitengewoon knappe jongeling, zoon van de boeotische riviergod Cephisus en de nimf Liriope, die zo verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld dat hij wegkwijnde van verdriet en in de naar hem genoemde bloem veranderde. Voor Narcissus’ lijden werden verschillende oorzaken aangegeven. De bekendste versie van het verhaal staat in Ovidius’ Metamorfosen (3, 339-510). Deze vertelt dat Narcissus, aan wiens ouders voorspeld was dat hij lang zou leven mits hij zijn eigen gestalte niet zag, geheel ongevoelig bleef voor de liefde van allen die verliefd op hem werden, zelfs voor die van de bergnimf Echo. Tenslotte strafte de godin Nemesis op de bede van een versmade minnaar Narcissus door hem, toen hij zich in het water van een bron zag, verliefd te maken op zichzelf. Toen het voorwerp van zijn liefde onbereikbaar bleek, zou hij van verdriet weggekwijnd en in een narcis veranderd zijn (vgl. Hyacinthus).
Sinds de hellenistische tijd was de scène van Narcissus bij de bron een geliefd onderwerp voor beeldende kunstenaars; vooral op wandschilderingen en mozaieken is ze dikwijls af geheeld.
Lit. Greve (Roscher 3, 10-21). S. Eitrem (PRE 16, 1721- 1733). L. Guerrini (EAA 5, 350-352). [Nuchelmans]
2. Narcissus, invloedrijke vrijgelatene en privé-secretaris (ab epistulis) van keizer Claudius, in welke positie hij grote macht en enorme rijkdom verwierf. Hij was bij vele politieke moorden betrokken en ensceneerde ook de val van ’s keizers derde gemalin → Messalina (48 nC). Als beloning ontving hij hiervoor de eretekenen van de quaestuur; het ambt van quaestor was voor hem als vrijgelatene onbereikbaar. De relaties tussen Narcissus en Claudius’ volgende gemalin → Agrippina waren slecht: als pleitbezorger van Messalina’s zoon Britannicus werd hij terstond na Claudius’ dood in 54 op bevel van Agrippina gearresteerd en tot zelfmoord gedwongen. [Pleket]