Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

NABU

betekenis & definitie

Nabu (ouder: Nabium, grieks en OT: Nebo), babylonische godheid, met vooral tijdens het 1e millennium vC zowel in Assyrië (tempels in Assur, Ninive en Kalhu) als in Babylonië (getuige de namen der nieuwbabylonische koningen) een grote populariteit. Oorspronkelijk was Nabu de vizier van Marduk, met een eigen kapel in het Esagila in Babylon.

Zijn plaats in het pantheon dankt hij vermoedelijk aan het feit dat de assimilatie van Marduk aan Asalluhi van Eridu gepaard ging met Nabu’s assimilatie aan Mudaggasa; ook wordt hij wel met Muati gelijkgesteld, en fungeert naast Tasmëtum ook Nanai (Muati’s gemalin) als zijn echtgenote, De nog in vele opzichten raadselachtige, spectaculaire opgang van Nabu maakt hem tot Marduks zoon en tot stadsgod van Borsippa, met de tempel Ezida. Nabu is vooral de god van de schrijfkunst en wijsheid, en als zodanig de opvolger van de oude Nisaba. Zijn populariteit (die hij schijnt te delen met Muati) en het feit dat hij de schrijver van het ’tablet met de lots-beschikkingen’ is, geven hem het karakter van een universele, kosmische godheid; uiteindelijk steekt hij, zoals uit zijn epitheta omantia en de hem bewezen devotie blijkt, zelfs Marduk als oppergod naar de kroon. Een assyrische inscriptie uit de 8e eeuw vC bevat de opmerkelijke uitspraak: ’Vertrouw alleen op Nabu; vertrouw op geen andere god!’Nabu, als een betrekkelijk laat naar voren gekomen god, speelt in de mythologie geen rol; het aantal tot hem gerichte (bezwerings)gebeden is daarentegen zeer groot. Zijn cultus drong ook door tot Syrië, waardoor hij o.a. vereerd werd in Haran, Edessa, Palmyra en Dura Europos. In de aramese kolonie

te Syene in Egypte had hij een tempel. Zijn symbool was de schrijf griffel.

Lit. E. Dhorme, Les religions de Babylonie et d’Assyrie (Paris 1949) 150-156, 170v. A. Falkenstein/W. von Soden, Sumerische und akkadische Hymnen und Gebete (Zürich 1953) akkadisch deel nrs 9, 13, 29, 30, 38, 49. W.

G. Lambert (MIO 12, 1966, 44-48). D. O. Edzard (WMI 106v). - Tempel Ezida: E. Unger, R1A 1 (Berlin 1928) art. ’Borsippa’, 402v. - In Syrië: J.

G. Février, La religion des Palmyréniens (Paris 1931) 97-99. B. Porten (JNES 28, 1969, 119v). W. von Soden, Der grosse Hymnus an N. (Zeitschrift für Assyriologie 61, 1971,44-71). [Veenhof]

< >