Nabonidus (akkadisch Nabuna’id, betekenis ’Nabu waakt’) regeerde van 555 tot 539 vC in Babylon als laatste koning van de nieuwbabylonische (chaldeeuwse) dynastie, die met → Nabopolassar begon. Blijkens zijn daden en eigen inscripties was hij een originele persoonlijkheid.
Behalve zichzelf liet hij op deze inscripties ook zijn moeder aan het woord, die een krachtig karakter had en 104 jaar oud werd (en dus → Assurbanipal heeft meegemaakt). Of de voorkeur van Nabonidus voor de maangod → Sin, die in Harran en Ur (waar de dochter van Nabonidus priesteres was) zijn centra had, boven de staatsgod → Marduk (Bel) de enige grond voor ’s konings conflict met de priesterstand in Babylon was, is vooralsnog moeilijk te zeggen; feit is dat sommige geleerden in dit conflict de reden zien van het merkwaardige oponthoud van Nabonidus, gedurende ca. 10 jaar, buiten de hoofdstad (o.a. in Tema). Anderen geven ziekte, een poging tot kolonisatie of het stichten van een alliantie tegende opdringende Perzen aan als oorzaak. Tijdens zijn afwezigheid nam zijn zoon Belsazar in Babylon de regering waar, maar Nabonidus was al in de stad terug voordat deze in 539 door → Cyrus de Grote zonder noemenswaardig bloedvergieten werd ingenomen. Nabonidus stierf korte tijd later. Bij Herodotus is Nabonidus misschien overgeleverd als Labynetus (1, 74).
Lit. S. Langdon (VAB 4, Leipzig 1912). B. Landsberger, Ha- lil Edhexn Hatira Kitabi (Ankara 1947) 115-151. C.
Gadd (Anatolische Studiën 8, 1958, 35-92). W. Röllig (Zeitschrift für Assyriologie 56, 1964, 218-260). H. Tadmor (AS 16, Landsberger Festschrift, 351-363). [Meijer]