Monofysitisme (van μονο, ’één enkele’, en φυσις, ’natuur’), de leer dat in de persoon van de mens-geworden Christus slechts een goddelijke natuur aanwezig zou zijn (volgens de orthodoxe leer zowel een menselijke als een goddelijke natuur). Deze leer, die veroordeeld werd door het concilie van → Chalcedon (451), was reeds voorafgegaan door mono- fysitisch getinte opvattingen van → Apollinaris (2) van Laodicea, die naderhand uitgewerkt werden door Eutyches (zie eutychianisme).
Vooral in Alexandrië vond het monofysitisme spoedig veel aanhangers. Er kwamen verschillende vormen van deze heresie tot ontwikkeling. Enkele pogingen die in de 5e en 6e eeuw ondernomen werden om de breuk te helen mislukten. In de 6e eeuw werden drie groeperingen geheel monofysitisch: de Kopten en Abessijnen, de Syrische Jakobieten en de Armeniërs.Lit. M. Jugie (DTC 10, 2216-2251). - J. Lebon, Le monophysisme sévérien (Louvain 1909). J. Liébaert, Christologie.
Von der apostolischen Zeit bis rum Konzil von Chalcedon (Freiburg/Basel 1965). Zie ook s.v. Eutychianisme. [Bartelink]