Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

MENTOR

betekenis & definitie

Mentor (Μεντωρ), griekse eigennaam. Vermelding verdienen:

1. Mentor van Ithaca, vriend van Odysseus, die hem bij zijn vertrek naar Troje het toezicht op zijn bezittingen opdroeg. De godin Athene verscheen dikwijls in zijn gestalte om Telemachus goede raad te geven. Daarin ligt de oorsprong van het gebruik van Mentor als soortnaam om een leidsman aan te duiden, vooral op het gebied van onderwijs en opvoeding.
2. Mentor van Rhodus, huurlingencommandant uit de 4e eeuw vC. Vanaf ca. 366 vC diende Mentor, samen met zijn jongere broer → Memnon (2), de perzische satraap Artabazus, aanvankelijk aan de zijde van koning Artaxerxes II, later, in de satrapenopstand (353), tegen Artaxerxes III. Na de vlucht van Artabazus en Memnon naar Macedonië zette Mentor de opstand voort, maar in 350 werd hij door de koning begenadigd. Nadat hij zich verdienstelijk had gemaakt bij de perzische herovering van het afvallige Egypte, werd hij in 342 belast met het oppercommando in Klein-Azië. Hij verzoende Artabazus en Memnon met de koning en arresteerde → Hermias (1) van Atameus, die een geheim verbond met Philippus II van Macedonië had gesloten. Kort daarna overleed hij.



Lit
. U. Kahrstedt (PRE 15, 964v). [Nuchelmans]

< >