Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

MANTINEA

betekenis & definitie

Mantinea (Μαντινεα, Μαντινεια), arcadische stad, op 630 m hoogte gelegen in het midden van een vruchtbare vlakte (ca. 13x7 km) ten noorden van Tegea, welke van lager niveau is dan de aangrenzende vlakte van Tegea zelf en daarom neigt tot moerassigheid; het was van belang de katavothroi, waar het water onderaards verdwijnt, goed open te houden, en over die kwestie en de grenzen hadden Mantinea en Tegea doorlopend onenigheid. De stad is waarschijnlijk gesticht in de 6e eeuw vC door ouvoixiapóg van de vijf in de vlakte gevestigde demen en was bekend om zijn evenwichtige, gematigd democratische staatsvorm.

Mantinea schijnt aanvankelijk antispartaans geweest te zijn, maar zocht toenadering tot de Spartanen tijdens de Perzische oorlogen (490-480) en was hun behulpzaam tegen de opstandige messeense heloten (460 vC); in die eeuw was het expansief en maakte omliggende staatjes tot vazal. In 420 schaarde het zich echter aan de zijde van Athene, Argos en Elis tegen Sparta (verdrag gedeeltelijk bewaard: IG 12, 86; vgl. Thucydides 5, 29); het werd oorlogsterrein in 418 en moest na de Spartaanse overwinning op de alliantie zijn vazalstaten opgeven; in 387 vC zette Sparta zelfs de ontmanteling van Mantinea door.

De boeotische overwinning bij Leuctra in 371 vC bracht herstel van Mantinea; de Mantineeër Lycomedes was een van de grote voorvechters van de oprichting van de arcadische bond en van de stichting van → Megalopolis. In 362 had bij Mantinea de slag plaats die een einde maakte aan het streven van Thebe naar de hegemonie over Griekenland. In de rest van de 4e en in de 3e eeuw vinden we Mantinea in botsing afwisselend met Sparta en de → achaeïsche bond, totdat het 223 vC werd verwoest en uitgemoord door de macedonische koning Antigonus Doson. Terstond door Antigonus hersticht, kreeg de stad nieuwe bewoners en een nieuwe naam, Antigonea (Αντιγονεια), lid van de achaeïsche bond.

Mantinea kwam in de keizertijd opnieuw tot bloei; 125 nC herstelde keizer Hadrianus de oude naam in ere. Franse opgravingen (1887-1889) hebben resten van de stadsmuur, van de agora en van een theater aan het licht gebracht.

Lit. Inscripties in IG 5, 2 (ed. F. Hiller von Gaertringen, 1913), nrs 261-342. - Pausanias, Periegesis 8, 8-10. - F. Bölte (PRE 14, 1290-1344). A. dl Vita (EAA 4, 818v). - G. Fougères, Mantinée et l’Arcadie oriëntale (Paris 1898). [te Riele]

< >