Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

LUCIANUS

betekenis & definitie

Lucianus (Λουκιανος), naam van twee griekse schrijvers:

1. Lucianus van Samosata (ca. 120-ca. 180), satirische auteur van grote veelzijdigheid. Lucianus werd geboren in de syrische stad Samosata aan de bovenloop van de Eufraat. Van zijn leven zijn weinig exacte gegevens bekend. Na een mislukt debuut als beeldhouwersleerling wijdde hij zich, waarschijnlijk in Ionië, aan de studie van de griekse taal en de welsprekendheid. Hoewel grieks niet zijn moedertaal was, slaagde hij erin het klassieke attisch op volmaakte wijze te beheersen; door uitgebreide lectuur verwierf hij een grondige kennis van de gehele griekse literatuur en een feilloos stijlgevoel. Vervolgens reisde Lucianus als pronkredenaar met groot succes door Klein-Azië, Griekenland, Italië en Gallië. In dit oppervlakkige leven vond hij echter geen blijvende voldoening en op veertigjarige leeftijd ging hij zich toeleggen op de wijsbegeerte, o.a. te Athene, waar hij veel verbleef; vooral de theorieën van → cynici en sceptici boeiden hem. Een echte filosoof werd hij evenwel niet, maar vanaf deze tijd beoefende hij het satirische dialoogtype waaraan hij zijn roem te danken heeft, op meesterlijke wijze. Later hervatte hij het rondreizen weer, totdat hij tenslotte ca. 170 benoemd werd tot chef van de kanselarij van de romeinse stadhouder van Egypte.

Van Lucianus zijn 80 geschriften bewaard gebleven, die echter niet alle als echt worden beschouwd; de meeste zijn van betrekkelijk kleine omvang. Wat de vorm betreft kan men ze verdelen in redevoeringen, brieven, dialogen, diatriben en verhalen.

1. De meeste van Lucianus’ μελεται of modelredevoeringen (zie declamatio) dateren uit zijn eerste periode, o.a. → Phalaris (deze biedt zijn beruchte stier als wijgeschenk aan Delphi aan, waar een van de Delphiërs een pleidooi houdt om het martelwerktuig te aanvaarden). Verwant hiermee zijn een aantal διαλεξεις, anecdotische inleidingen tot μελεται, ook bruikbaar bij andere gelegenheden, en epideiktische παιγνια, waaronder een elegant Εγκωμιον (Lof van de vlieg).
2. Van zijn satiren in briefvorm, gericht tegen actuele wantoestanden, verdienen vooral vermelding Πως δει ‘ιστοριαν συγγραφειν (Hoe men geschiedenis moet schrijven; tegen de smakeloze praktijken van de contemporaine geschiedschrijvers van de oorlogen tegen de Parthen), Περι της Περεγρινου τελευτης (De dood van → Peregrinus, die in 167 tijdens de olympische spelen zelfmoord pleegde door zich in het vuur te werpen, waarvan Lucianus getuige was), Αλεξανδρος η ψευδομαντις (Alexander of De leugenprofeet; tegen de bijgelovige praktijken van Alexander (15) van Abonutichus) en een Apologie (van zijn aanvaarding van een romeins staatsambt).
3. De dialogen van Lucianus kunnen weer worden onderverdeeld in drie soorten:
a. Mimisch-komische dialogen, nauw verwant met de hellenistische → mimus en sterk beïnvloed door de attische komedie. Hiertoe behoren de 26 Θεων διαλογοι en 15 Εναλιοι διαλογοι, speelse gesprekken tussen de olympische goden en tussen de goden van de zee, met veel spot over de traditionele mythologie, voorts 15 Εταιρικοι διαλογοι (Hetaerengesprekken), Τιμων η μισανθρωπος (Tïmon of De mensenhater; over de hebzucht van de rijken en de vleierij van hun zogenaamde vrienden).
b. Menippeïsche dialogen over populaire onderwerpen uit de stoïcijnse en cynische wijsbegeerte, met veel humor en spot gekruide gesprekken in de trant van Menippus van Gadara: o.a. de beroemde 30 Νεκρικοι διαλογοι (Dodengesprekken, waarin de cynici Diogenes en Menippus de wijsgeren en de machtigen der aarde met spot overladen), Βιων πρασις (De vendutie van levens, waarin de goden enkele filosofen bij opbod verkopen), Χαρων (Charon en Hermes beschouwen en bespreken het armzalige gedoe van de mensen op aarde), Ονειρος η αλεκτρυων (De droom of De haan, een gesprek tussen de schoenlapper Micyllus en diens haan, die een reïncarnatie van Pythagoras blijkt te zijn, over armoede en rijkdom), Ζευς ελεγχομενος (Zeus beschaamd, over het conflict tussen noodlot en goddelijke almacht).
c. Een derde groep vormen de platoonse of Lycinus-dialogen, gesprekken waaraan de schrijver zelf onder de naam Lycinus of als ’de Syriër’ deelneemt. Tegen de would-be-filosofen van zijn tijd zijn gericht het Symposium en de Hermotimus, tegen de retoren de Lexiphanes. Enige waardering voor de wijsbegeerte blijkt uit de Nigrinus, het verslag van zijn bezoek aan deze platoonse wijsgeer in Rome. In de Φιλοψευδης (Leugenvriend) wordt het geloof aan wonderverhalen op de korrel genomen, in de Toxaris discussiëren de Griek Mnesippus en de Scyth Toxaris over de vraag bij welk van beide volken de vriendschap het hechtst is en tot de grootste opofferingen bereid.
4. Van alle diatriben die ons op naam van Lucianus zijn overgeleverd, wordt de authenticiteit betwijfeld. Ze handelen over uiteenlopende onderwerpen als het risico om geloof te hechten aan laster, de zinloosheid van offers en van rouw, de eredienst van de godin → Atargatis in Hierapolis, astrologie, schijngeleerdheid en zuiver taalgebruik.
5. Tot de verhalende literatuur behoren zijn populaire levensbeschrijving van de cynische wijsgeer → Demonax (2) van Cyprus en een verloren gegane biografie van de boeotische krachtpatser Sostratus. Beide dateren uit zijn laatste levensjaren, evenals zijn novellen Αληθης ‘ιστορια (Ware geschiedenis) en Λουκιος η Ονος (Lucius of De ezel). De eerste geeft in twee boeken een smakelijke parodie op de dwaze avonturenverhalen van auteurs als → Iambulus en Antonius (11) Diogenes; in de tweede worden met gebruikmaking van een verloren gegaan werk van een overigens onbekende Lucius van Patras de avonturen geschilderd van een in een ezel

veranderde jongeman, een thema dat ook behandeld is in de Metamorfosen of Gouden ezel van → Apuleius.

Lucianus is een van de weinige griekse schrijvers van betekenis uit de keizertijd; hij steekt bijzonder gunstig af bij zijn tijdgenoten, door zijn geestigheid, door de eerlijkheid van zijn overtuiging, door zijn - ondanks alle eenzijdigheid - reële kijk op de menselijke samenleving, door zijn natuurlijke en prettige stijl, die vrij is van excessen. Al deze eigenschappen gebruikt hij om op boeiende soms zelfs virtuoze wijze hol gefilosofeer, dom bijgeloof en allerlei andere menselijke zwakheden aan de kaak te stellen; weinig gevestigde tradities zijn veilig voor zijn spot, niet veel is hem heilig. Zijn cynisme en sarcasme verhullen echter niet zelden een zeker heimwee naar verloren illusies inzake adeldom, eerlijkheid en zekerheid. Hoewel Lucianus als satiricus terecht een grote naam heeft, was hij evenmin een literair genie als een origineel denker. Voor beide had hij te weinig geduld en was hij te oppervlakkig; ook spande hij zich dikwijls te weinig in om betrouwbare informatie te verkrijgen.

Nadat Lucianus’ werken in de 15e eeuw door latijnse vertalingen bekend waren geworden, lieten vele grote humanisten zich door hem inspireren. Erasmus’ Colloquia, Adagia en Encomium Moriae ademen in sterke mate de geest van zijn lievelingsauteur.

De geschriften van Lucianus zijn overgeleverd in ca. 160 handschriften, waarvan de oudste uit de 10e eeuw dateren (vgl. K. Mras, Die Überlieferung Lukians, Sitzungsber. Akad. Wiss. Wien, Philologisch-historische Klasse 167, 7, 1911).

Lit. Uitgaven: editio princeps: Florence 1496. Beste moderne edities: C. Jacobitz, Luciani Opera 1-3 (Leipzig 1867-1872). N. Nilén, Luciani Opera (Leipzig 1906-1923; slechts twee deeltjes verschenen). Met engelse vertaling: A.-M. Harmon/ K.

Kilbum/M. D. Macleod, Lucian, Works 1-8 (Loeb Class. Libr., London 1913-1967). Met duitse vertaling: K. Mras, Die Hauptwerke des Lukian griechisch und deutsch (München 1954). Nederlandse vertalingen: Charivarius, Godengesprekken naar Lucianus (Haarlem 1932). F. Cluytens, Loekianos, Waarachtige historiën (Amsterdam/Antwerpen 1946). Enkele werkjes in Griekse Varia (Klassieke Bibliotheek 6, Haarlem 1956) 223-268.

Goede commentaren: M. Caster, Études sur Alexandre ou le faux prophéte de Lucien (Paris 1938). F. Ollier, Lucien, Histoire vraie (Paris 1962). H. Homeyer, Lukian, Wie man Geschichte schreiben soll (München 1966). - H.

Rabe, Scholia in Lucianum (Leipzig 1906 = Stuttgart 1970). - R. Helm (PRE 13, 1725-1777). GGL 2, 710-745. - R. Helm, Lukian und Menipp (Berlin/Leipzig 1906). M. Caster, Lucien et la pensée religieuse de son temps (Paris 1937).

G. Avenarius, Lukians Schrift zur Geschichtsschreibung (Meisenheim 1956). J. Bompaire, Lucien écrivain. Imitation et création (Paris 1958). H.

Betz, Lukian von Samosata und das Neue Testament. Religionsgeschichtliche und paränetische Parallelen (Berlin 1961). J. Schwartz, Biographie de Lucien de Samosate (Coli. Latomus 83, Bruxelles 1965). [Nuchelmans]

2. Lucianus van Antiochië, uit Samosata afkomstig presbyter (gestorven 312 als martelaar in Nicomedia), geldt als de grondlegger van de exegetische richting van Antiochië (II). Arius en Eusebius van Nicomedia behoorden tot zijn leerlingen. Hij hing subordinationistische theorieën aan, waardoor hij van invloed was op het ontstaan van het arianisme. Van zijn werk zijn slechts fragmenten bewaard. Lucianus was een voortreffelijke geleerde, die de griekse bijbeltekst herzag (Lucianische tekst).

Lit. Fragmenten bij M. J. Routh, Reliquiae sacrae (IV2 1846) 3-10. - Bardenhewer 2,279-285. G. Bardy (DTC 9, 1024- 1031). - ld., Recherches sur Lucien d’Antioche et son école (Paris 1936). [Bartellnk]

< >