Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

JOAS

betekenis & definitie

Joas (hebr. jo’as = Jahwe heeft gegeven), is de naam van:

1. Joas, koning van Juda (835-796). Toen Atalja, na de val van het huis der Omriden, waartoe zij behoorde, trachtte de gehele koninklijke familie in Jeruzalem om te laten brengen, werd Joas gered door zijn tante Joseba, de vrouw van de priester Jojada. Deze laatste gaf na enige jaren het sein tot een paleisrevolutie, die Atalja ten val bracht en de zevenjarige Joas op de troon (2Kg 11). Zijn tolerantie tegenover heidense godsdienstige praktijken vond geen genade in de ogen van het priesterschap. Toen bovendien zijn strijd tegen Aram ongelukkig afliep en Joas zelfs de tempelschat moest uitleveren, was de ontevredenheid zo groot dat hij het slachtoffer werd van een samenzwering tegen zijn leven. Hij werd begraven in de Davidsstad en opgevolgd door zijn zoon Amasja (2Kg 12,20-21 en 14,1-5; 2Kr 22,10-24,27).
2. Joas, koning van Israël (797-782), zoon van → Joahaz. Hij was gedurende zijn regering in staat het aanzien van het noordelijke rijk te verhogen. Hij streed succesvol tegen de koning van Juda, die hem had uitgedaagd en brak bij die gelegenheid een deel van de muur van Jeruzalem af (2Kg 14,8-14). Ook wist hij gebieden, die aan Aram verloren waren gegaan, te herwinnen (2Kg 13,22-25). Hij had steun van de profeet Elisa, die hem drie overwinningen voorspelde (2Kg 13,14-19). [Beek]

< >