Jerobeam (hebr. je rob'am, de oom heeft recht verschaft) is de naam van:
I. Jerobeam I, de eerste koning over het rijk der tien noordelijke stammen van Israël nadat het zich van Jeruzalem onafhankelijk had gemaakt. Tijdens de regering van Salomo had hij, afkomstig uit een aanzienlijke familie in Efraïm, een hoge positie als opzichter van de herediensten. Reeds toen was hij betrokken bij een opstandige beweging, die door de profeet Achia werd gestimuleerd. Hij moest om zijn leven te redden naar Egypte vluchten en genoot daar de bescherming van farao Sisak. Nadat de noordelijke stammen hun loyaliteit aan Salomo’s opvolger Re- habeam hadden opgezegd, keerde hij terug en werd tot koning uitgeroepen (1Kn 11,26-40 en 12,20). Tijdens zijn regering (929-909) verdedigde hij zich tegen de pogingen van de koningen van Juda het verloren gebied te herwinnen. Hij had bovendien te strijden tegen zijn vroegere beschermer Sisak, want deze heeft blijkens eigen berichtgeving zijn veldtocht door Palestina tot ver in het noorden uitgestrekt.
De geschiedschrijver, die van Jeruzalem uit de gebeurtenissen heeft overzien, maakt Jerobeam een verwijt van zijn maatregelen op godsdienstig gebied en vooral van de stichting van de tempels in Betel en Dan en van de bevordering van een afwijkende cultus. Het is duidelijk dat Jerobeam de saamhorigheid van het tienstammenrijk met eigen centra van pelgrimages heeft willen versterken (1Kn 12,26-32). Toch heeft hij hierdoor profeten van zich vervreemd (1Kn 13) en daaronder zelfs de hem aanvankelijk welgezinde Achia (1Kn 14).
2. Jerobeam II, een koning van het noordelijke rijk Israël, die geregeerd heeft van 783-743. Tijdens zijn regering maakte het rijk een periode van welvaart door. Het OT deelt weinig over hem mee, maar geeft toe, dat hij de steun had van een profeet Jona en overeenkomstig diens woord verloren gegaan gebied kon heroveren (2Kg 14,23-29). Amos trad in zijn dagen op en voorspelde hem een eerloze dood (Am 7,17), wat volgens het bericht van 2Kg 14,29 niet in vervulling is gegaan. Maar wel heeft de prediking van Amos onthuld hoezeer in die tijd de afstand tussen arm en rijk was vergroot. [Beek]