Egyptische koning die meestal, als laatste, tot de 18e dynastie gerekend wordt. Afkomstig uit hw.t nsw.t, huidig Kôm el-Ahmar Sawaris, in de 18e opper-egyptische gouw diende hij, onder de naam Paatonemheb (’de Aton is in feest’), Echnaton als generaal, en bestuurde misschien zelfs als ’afgevaardigde van de koning’ het noorden van het land.
Hij liet te Sakkara een graf aanleggen in de zuiverste Amama-stijl, waarvan de fragmenten over verschillende musea verspreid zijn (zie ANEP nrs. 5; 49-51; 634; ANET 250v). Op een van deze vermeldt hij een veldtocht in Azië, door dewelke hij vermoedelijk Zuid-Palestina op de → Apiru (of Chapiru) heroverde. Met Tutanchamon naar Thebe teruggekeerd, zocht hij zeker de gunst te winnen van de Amon-priesters. Dit verklaart hoe hij na de dood van Eje, ter gelegenheid van de processie van Karaak naar Luxor, door Amon tot koning aangewezen werd. Dit wordt verhaald op een zwart granieten beeld, in het Museum te Turijn, dat Horemheb en zijn vrouw Mutnedjemet voorstelt. Men heeft vermoed dat deze een koninklijke prinses is, die Horemheb gehuwd heeft om zijn koningschap te legitimeren (een halfzuster van Echnaton droeg die naam).
Horemheb deed alle sporen van de Aton-ketterij verdwijnen en dateerde zijn regeringsjaren van na de dood van Amenhotep III. Hij usurpeerde de monumenten van Tutanchamon en eigende zich zo de roem toe van het herstel van de orthodoxie. Hij ondernam vele bouwwerken, o.a. in de Amonstempel te Karaak, waar hij met de aanleg begon van de grote hypostyle zaal en, in het zuidelijke deel, de 9e en 10e pyloon oprichtte. Een grote stèle, vóór deze laatste pyloon opgesteld, bevatte het ’edict van Horemheb‘, waarin hij een somber tafereel ophangt van de wantoestanden en misbruiken die hij bij zijn troonsbestijging aantrof in de administratie. Daarop volgen de besluiten die hij uitvaardigde om hieraan een einde te stellen. In het Dal der Koningen liet hij zich een ruim graf uithouwen, waarvan vele wandreliëfs echter onafgewerkt bleven (nr. 57).
De regeringsjaren van Horemheb zijn onzeker. Helck/Otto geven ca. 1320-1308.Lit. Drioton Vandier4 349-354; 375; 417v.; 655. A. Gardiner, Egypt of the Pharaohs (Oxford 1961, 241-245). [Vergote]