Een apocrief geschrift, dat oorspronkelijk in het grieks was geschreven, maar slechts volledig in het ethiopisch bewaard is, verder gedeeltelijk in het koptisch en fragmentarisch in het latijn.
Het stamt uit Klein-Azië (of misschien uit Egypte) en dateert uit ca. 140-160 nC. Slechts het begin is in briefvorm (de apostelen richten zich tot de christenheid), de rest is eerder een apocalyps, waarin vooral openbaringen van de verrezen Christus voorkomen, o.a. over de menswording, de opstanding, het eindoordeel. Ondanks het feit dat de Epistula apostolorum gnostische leringen bestrijdt, bevat ze zelf ook zekere gnostische gedachten, o.a. dat de logos in wisselende engelengedaanten afdaalt om mens te worden.Lit. C. Schmidt. Gespräche Jesu mit seinen Jüngern nach der Auferstehung (TU 43, Leipzig/Berlin 1919: koptische tekst door C. Schmidt, ethiopische door I. Wajnberg). M. R. James, The Apocryphal N.T. (Oxford 1924) 485-503. H. Duensing (Hennecke 1, 126-155). - L. Gry, La date de la parousic d’après I’E. (RB 49, 1940, 56-97). B. J. van der Veken, De sensu Paschatis in saeculo secundo et E. (SE 14, 1963. 5-33). M. Homschuh, Studien zur E. (Patristische Texte und Studien 5, Berlin 1965). [BartelinkJ