Drievoet (τριπους).
In het algemeen heette bij de Grieken alles wat op drie poten stond τριπους. Meer in het bijzonder werd met dit woord aangeduid:1. een aarden of bronzen pot op drie poten, bestemd voor het koken van water op een open vuur;
2. een fraai bewerkte bronzen ketel die als wijgeschenk aan een godheid of als prijs aan een overwinnaar bij de agonen werd geschonken;
3. een ijzeren of bronzen onderstel voor een pot of ketel;
4. een tafel met drie poten;
5. de driepotige ’zetel’ waarop de → Pythia van Delphi boven de dampende kloof zat als zij de godsspraken van Apollo uitte.
Lit. E. Relsch (PRE 5, 1669-1696). P. d’Amelio (EAA 7, 984986). - K. Schwendemann, Der Dreifuss. Ein formen- und religionsgeschichtlicher Versuch (Jahrb. des Deutschen Arch. Inst. 36, 1921, 98-185). F. Willemsen, Der delphische Dreifuss (ib. 70, 1955, 85-104). Id., Dreifusskessel von Olympia (Berlin i957). [Nuchelmans]