Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

CLUSIUM

betekenis & definitie

Oude stad in Urnbrië, gelegen ten zuidwesten van het Trasimeense Meer, ca. 130 km ten noorden van Rome; thans Chiusi.

Clusium, in het etruskisch Clevsin of Camars geheten, behoorde vanaf de 9e of 8e eeuw vC tot de etruskische dodecapolis; van de 6e tot de 4e eeuw viel de grootste bloei van de stad. Op het eind van de 6e eeuw trachtte → Porsenna, vorst van Clusium, de uit Rome verdreven Tarquinii terug op de troon te brengen. In de 3e eeuw vC sloot de stad een verbond met Rome. In welk jaar zij onder romeins gezag is gekomen, is niet bekend; een deel van Sulla’s veteranen vestigde er zich als kolonisten.De resten van het antieke Clusium zijn betrekkelijk schaars (overblijfselen van de etruskische stadsmuren, van enkele romeinse gebouwen en van het geometrische stadsplan). Zeer belangrijk daarentegen zijn de vele etruskische graven en enkele beschilderde grafkamers die in de naaste omgeving aan het licht zijn gekomen. Daarin werd een typisch genre van as-urnen aangetroffen, die een deksel hebben in de vorm van een mensehoofd - z.g. canopen - en soms zelfs van andere menselijke ledematen voorzien zijn (uit de 7e en 6e eeuw vC), voorts een opvallend type zwart aardewerk met plastische uitsteeksels (bucchero pesante; 6e eeuw) en, uit de hellenistische tijd, met reliëfwerk getooide as-kisten van aardewerk of kalksteen, waarvan het deksel in sculptuur de overledene uitbeeldt. De meeste vondsten van de 19e eeuw zijn over vele europese musea verspreid geraakt, die van de 20e bevinden zich grotendeels in het rijke Museo Civico van Chiusi. → Clitias.

Lit. C. Hiilsen (PRE 4, 115-117). M. Pallottino/S. Meschini (EAA 2, 559-562). - R. Bianchi Bandüielli, C. (Monumenti Antichi dell’Accademia dei Lincei 30, 1925, 210-578). Id., C. Le pitture delle tombe archaiche (Rome 1939). D. Levi, H Museo Civico di Chiusi (Rome 1935). J. Thimme, Chiusiner Aschenkisten (Studi Etruschi 23, 1954, 25-147; 25, 1957, 87-160). [Nuchelmans]

< >