Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

BELET-

betekenis & definitie

Belet- (akkadisch bêlet- of bêlat-: vrouwe van, gebiedster over), component van vele namen van babylonische godinnen, verbonden met namen van steden, tempels, localiteiten, en verschillende nomina, waardoor een titel ontstaat die meer weg heeft van een epitheton dan van een echte naam (sumerisch equivalent: nin, mannelijk: bêl).

De bekendste is Beletili (meesteres der goden), een van de personificaties van de moedergodin die onder de sumerische naam Ninmach of dMach (de verhevene) met An (u) en Enlil tot de voornaamste godentrias behoort. Zij speelde een belangrijke rol bij de schepping van goden en mensen, onder de namen/gestalten van dMach, Ninchursag, Mami, Nintu of Aruru, o.a. in het Atrachasis-epos, het akkadische scheppings-epos. Een gebed tot haar in A. Falkenstein/W. von Soden, Sumerische und akkadische Hymnen und Gebete nr. 60, blz. 327. Andere bekende godinnefiguren wier naam het element Belet-bevat zijn o.a. Belet-Babîli, Belet-Nippûri, Belet-Akkadi, Belet-Suchnir, Belet-êkalli, Belet-samê, Belet-balati, Belet-chisari Belet-sêri, Belet-eanna, en in het assyrische gebied: Belet-Ninuakl (vrouwe van Nineve), Belet-mati (vrouwe van het land, vorm van de IStar van Kalach), Belet-Arba’ili (Istar van Arbela). De meeste godinnen van dit type schijnen Istarfiguren of moedergodinnen te zijn, al dragen enkele ervan eigen, kenmerkende trekken.

Lit. Over Belet-. in het algemeen: Chicago Ass. Dict. 2 s.v. bêltu 1, 5’.

Over de diverse godinnenamen: RLA 1, 473v; A. Deimel, Pantheon Babyloniacum nr. 366v; R. Frankena, Takultu blz. 80v, nr. 20v, 23-29 (vgl. BiOr 18, 1961, 205 nr. 25).

Over Belet-ili: K. Tallquist, Akkadische Götterepitheta (1938) 273v.

Over Belet-Babüt: W. von Soden (ZA 51, 159; 52, 233).

Over B.-êkalli: Chicago Ass. Dict. 4, blz. 55, 10’ en Studia Mariana blz. 43.

Over Belet-fêri: Chicago Ass. Dict. 16, blz. 147, 2’; B. Meissner, Babylonien und Assyrien 2 (Heidelberg 1925) 25. [Veenhof]

< >