Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

BACCHYLIDES

betekenis & definitie

Bacchylides (Βακχυλιδης), naast Simonides en Pindarus de jongste van de drie grote griekse dichters van koorlyriek.

Van de levensloop van Bacchylides, die ca. 510 op Ceos geboren werd en ca. 450 stierf, is weinig meer bekend dan dat hij een neef was van Simonides en vermoedelijk enige tijd aan het hof van Hiëro I van Syracuse verbleven heeft.Van zijn werken, die oorspronkelijk negen boeken

omvatten, werden in 1896 op twee papyri (thans in het British Museum) 29 liederen in beschadigde staat teruggevonden, waaronder 14 επινικια, 6 dithyramben, een paean en 8 andere lofgezangen. In enkele επινικια (zegezangen ter ere van overwinnaars in de panhelleense spelen) worden dezelfde personen bezongen op wie ook Pindarus een zegelied heeft geschreven, zo bv. in 3,4 en 5 (ed. Snell) Hiëro. De → dithyramben van Bacchylides lijken meer op balladen dan op feesthymnen ter ere van Dionysus of andere goden; het bekendst zijn de nummers 17 en 18 (ed. Snell);

In Ηιθεοι η Θησευς (Jongemannen of Theseus) is Theseus, zoon van de atheense koning Aegeus, op weg naar Kreta met zeven jongens en zeven meisjes die aan de Minotaurus geofferd moeten worden. Ook Minos, de koning van Kreta, is aan boord. Onderweg zoekt deze toenadering tot een van de meisjes, dat echter om Theseus’ bescherming roept. Theseus daagt daarop Minos ter verantwoording. Honend vraagt Minos hem het bewijs te leveren van zijn afkomst van Poseidon en werpt daarom een ring in zee. Theseus springt deze terstond na, komt op de bodem van de zee in Poseidons paleis en keert feestelijk gekleed op het schip terug.

Θησευς (Theseus) geeft in vier strofen van gelijke bouw een dialoog weer tussen koning Aegeus en een waarschijnlijk uit attische burgers bestaand koor, waarin met dramatische spanning het naderen van een nog niet genoemde jonge held (Theseus) wordt geschilderd. De typische bouw van deze beide dithyramben (strofisch, met dialoog en solozang) kan een latere ontwikkeling zijn van een oudere dithyrambe-vorm waaruit ook het drama is ontstaan.

De taal van Bacchylides is het kunstdialect van de koorlyriek (zie Grieks) met duidelijke epische invloed; zijn metriek is niet zo gecompliceerd als die van Pindarus en heeft een voorkeur voor dactylepitritische metra (zie Grieks, Metriek). Bacchylides toont zich, vooral in zijn dithyramben, een goed verteller. Hij schrijft licht, bevallig, helder en aanschouwelijk, is niet verstoken van humor, maar maakt een overmatig gebruik van epitheta; alledaagse levenswijsheid wordt in fraaie, maar verstaanbare vormen gekleed. Met Pindarus kan Bacchylides zich niet meten in kracht en ernst. Zelf noemt hij zich de ’ceïsche nachtegaal’.

Lit. Uitgaven:

Ed. princeps: F. Kenyon, The Poems of Bacchylides. (London 1897).

Beste moderne edities: B. Snell, Bacchylidis carmina cum fragmentis8 (Leipzig 1961).

Met engelse vertaling: R. C. Jebb, B. The Poems and Fragments (Cambridge 1905) en J. M. Edmonds, Lyra Graeca 3 (Loeb Class. Libr., London 1927). - O. Crusius (PRE 2, 2793-2801). A. Körte (PRE, Suppl. 4, 1924, 58-67). A. Lesky, Geschichte der griechischen Literatur1 (Bern 1963) 229-233. - A. Severyns, Bacchylide. Essai biographique (Paris 1933). [Ros]

< >