Atthis (Ατθις), titel van een aantal monografieën over de locale geschiedenis van Attica.
Ook het genre heet Atthis, de beoefenaren worden atthidografen genoemd. De populariteit van het genre, vooral in de 4e eeuw vC, hing samen met de belangstelling voor het roemrijke verleden van Athene, die met name door de → sofisten en de → peripatetici werd bevorderd. Als voorloper geldt de Atthis van Hellanicus van Mytilene, geschreven in de tweede helft van de 5e eeuw vC. Deze poogde, hoofdzakelijk steunend op mondelinge overleveringen, de kloof tussen het verre legendarische en het meer nabije historische verleden te overbruggen; zo reconstrueerde hij, uiteraard met de nodige willekeur en fantasie, de konings- en archontenlijsten van Athene. Dezelfde lust tot completeren van lacunes en tot detaillering van het slechts vagelijk gekende kenmerkt, te oordelen naar de bewaard gebleven fragmenten, alle atthidografen. De meest bekende zijn → Clidemus (eerste helft 4e eeuw vC), Androtion (ca. 405 - ca. 340), Phanodemus (ca. 385 - ca. 325), Melanthius (ca. 300), Demon (ca. 300) en Philochorus (ca. 345 - ca. 260). Een grote samenvatting van de werken zijner voorgangers vervaardigde op het einde van de 3e eeuw vC → Istrus van Cyrene.Lit. Uitgave der fragmenten: F. Jacoby, Die Fragmente der griechischen Historiker III B (Leiden 1950), met commentaar in III b (Leiden 1954-1955). - L. Pearson, The Local Historians of Attica (Philadelphia 1942). F. Jacoby, Atthis (Oxford 1949). F. Heidbüchel, Die Chronologie der Peisistratiden in der Atthis (Philologus 101, 1957, 70-89). [Nuchelmans)