Hoofdfiguur van een epos uit Ugarit (een deel van de tekst afgebeeld in ANEP nr. 264; de tekst, in engelse vertaling van H.
L. Ginsberg, in ANET 149-155). Hij is de zoon, op voorspraak van Baal door El geschonken aan Danel, die treurde om zijn kinderloosheid. Aqhat bezat een boog, die door Kothar-wa-Chasis, de Hephaestus van Ugarit, eerst geschonken was aan Danel. Deze boog werd hem benijd door de godin Anath. Daar Aqhat niet bereid was zijn boog af te staan, zelfs niet voor de prijs der onsterfelijkheid, werd hij door Anath en Jatpan, die als adelaren op hem neervielen, gedood. Deze dood had dorheid in het gehele land tengevolge. Danel wist de resten van zijn zoon in de ingewanden van een adelaar terug te vinden, begroef deze en kondigde daarna een rouwklacht van zeven jaren af. De tekst breekt af wanneer verteld is, dat Paghat, de dochter van Danel, zich op weg heeft begeven om aan Jatpan de moord op haar broeder te wreken. Lit. O. Eissfeldt (RGG 6, 1103-1106). - C. H. Gordon, Ugaritic Literature (Rome 1949). [Beek]