Andreas (Ανδρεας) van Bethsaïda (Jo 1,44), broer van Simon (Petrus), woonachtig te Kapernaüm (Mc 1,29), van beroep visser, behoorde met zijn broer tot de eerste discipelen van Jezus (Mt 4,18-20 e.p.; vgl. 10,2 e.p.; Hand 1,13); volgens Jo 1,40 had hij tot de discipelen van Johannes de Doper behoord.
In de evangeliën treedt hij driemaal op de voorgrond (Mc 13,3; Jo 6,8; 12,20-22). In het NT wordt hij verder niet genoemd; volgens oude kerkelijke schrijvers zou hij in het zuiden van Rusland en de Balkan gepredikt hebben en te Patras in Griekenland gemarteld zijn.Op zijn naam staan de apokriefe Handelingen van Andreas (en Mattheüs), door Eusebius (Historia ecclesiastica 3, 25, 6) vermeld, gedeeltelijk bewaard in latere gnostische bewerkingen. Tekst: R. A. Lipsius/M. Bonnet, Acta apostolorum apocrypha 2, 1 (Leipzig 1898, herdrukt Hildesheim 1959) 1-127; duitse vertaling met uitvoerige inleiding: M. Hornschuh, Andreasakten, in E. Hennecke/W. Schneemelcher, Neutestamentliche Apokryphen 2 (Tübingen 1964) 270-297.
Lit. P. M. Peterson, Andrew Brother of Simon Peter (Leiden 1958; herdruk 1963). F. Dvornik, The Idea of Apostolicity in Byzantium and the Legend of the Apostie Andrew (Cambridge Mass. 1958). [v. d. Born]