Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

ANANIAS

betekenis & definitie

Ananias (hebreeuws hanartjah: Jahwe heeft zich erbarmd), eigennaam o.a. van:

1. In Tob 1,18 noemt de engel Raphaël zich Azarias, de zoon van de grote Ananias; hij is inderdaad Azarias (hulp van Jahwe), zoon (godenzoon vgl. Job 1,6; 2,1; Ps 89,7) van Ananias, de genadige Jahwe.
2. Ananias, christen uit Jeruzalem, die met zijn vrouw Sapphira tegen de jonge christengemeente en daarmede tegen de heilige geest misdeed; de schuld moest daardoor met de dood uitgeboet worden (Hand 5,1-11).

Lit. Ph. H. Menoud, La mort d’Ananias et Saphira (Mélanges Goguel, Neuchâtel 1950, 146-154).

3. Ananias, discipel uit Damascus, aan wie in een gezicht bevolen werd, Paulus de handen op te leggen, en die hem het woord des Heren over zijn uitverkiezing overbracht (Hand 9,10-19; 22,12-16).
4. Ananias, joodse hogepriester (ca. 47-59) behandelde Paulus in het proces voor het synedrium zeer onheus (Hand 23,2-5) en klaagde hem aan bij de stadhouder Félix (24,1-9). Wegens zijn hebzucht en terreur werd hij als vriend van de Romeinen bij het begin van de joodse oorlog (sept. 66) door de zeloten vermoord (vgl. Hand 23,3).
5. Zie Hananja. [v. d. Bom]

< >