Abraham Puls (Amsterdam, 1 september 1902 - 3 september 1975) was een Amsterdamse eigenaar van een verhuisbedrijf, gevestigd aan de Kerkstraat. Dit bedrijf reed in opdracht van de Duitse bezetter met verhuiswagens (met de naam A. Puls) door Amsterdam om Joodse inboedels in te laden.
Zijn naam gecombineerd met wat hij deed, leidde in het Nederlandse taalgebruik tot een nieuw werkwoord; pulsen. Dit werd in bezettingstijd gebruikt voor het leeghalen, in veel gevallen leegroven, van huizen van gedeporteerde of ondergedoken joden. Volgens Loe de Jong werden er zeker 29 000 Joodse woningen gepulst.
Het was de bedoeling dat de gepulste goederen per vrachtschip naar Duitsland en Oost-Europa zouden worden vervoerd, waar ze ten goede kwamen aan degenen die door geallieerde bombardementen hun bezittingen hadden verloren. In de praktijk werd er veel gestolen, onder andere door voorbijgangers en door de werknemers van Puls en andere bedrijven. Veel goederen werden door Nederlandse handelaars opgekocht.
De meeste overlevende Joden zagen na de oorlog hun eigendommen niet meer terug.