Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WIELINGEN-KWESTIE

betekenis & definitie

De Wielingen is de meest zuidelijke en belangrijkste mond van de Schelde. Zij ligt langs Zeeuwsch-Vlaanderen dicht onder de Nederlandse kust en verder in de Belgische territoriale zee langs de kust van België en is feitelijk de enige Scheldemond, die voor het grote scheepvaartverkeer geschikt is; zij vormt de enige, bruikbare toegang tot de Schelde, d.w.z. tot Vlissingen en Zeeland en tot Antwerpen.

Nederland en België hebben dan ook beide groot belang bij de uitoefening van de souvereiniteit in de Wielingen en beide landen eisen de souvereiniteitsrechten voor zich op: Nederland wegens daadwerkelijke uitoefening der souvereiniteit sedert de Middeleeuwen op grond van verdragen uit de landsheerlijke tijd, België, zich baserend op het uit het einde der 18de eeuw daterende, maar in zich zelf niet precieze en gedefinieerde, ongeschreven recht van souvereiniteit op de territoriale zee (z territoriale wateren).Sedert de afscheiding van België (1839) is het vraagstuk van de Wielingen enige malen tussen Nederland en België ter sprake gekomen. In 1866 bij de totstandkoming van een overeenkomst van 31 Mrt van dat jaar (Stbl. no 80) omtrent een te plaatsen lichtschip op de Wielingen, is een conflict terzake vermeden door te spreken van „wordende elke kwestie van Souvereiniteit van weerszijden voorbehouden”. Hetzelfde gebeurde op 9 Febr. 1881, bij het tot stand komen van een overeenkomst over de plaatsing van een lichtschip bij de „Wandelaar” (Stbl. no 46).

Toen na het einde van Wereldoorlog I tussen Nederland en België onderhandelingen werden gevoerd over de wijziging van het Londense tractaat van 1839 en deze reeds tot een bevredigende oplossing hadden geleid, heeft het vraagstuk van de Wielingen een conflict doen ontstaan, waardoor de onderhandelingen in Mei 1920 werden afgebroken; het geschil heeft daarna tot een stroom van publicaties geleid. Een Nederlands aanbod van scheidsrechterlijke uitspraak leidde niet tot resultaat. In Aug. 1924 verklaarde de Belgische regering het vraagstuk der Wielingen in statu quo te willen laten.

MR L. V. LEDEBOER

Lit.: H. Brugmans, De Wielingen (Amsterdam 1920); J. Denier, Le différend des Wielingen (Paris 1922); A. A. H. Struycken, Verzamelde Werken, dl II (Arnhem 1925); R.

W. J. den Tex, Het Vraagstuk der Wielingen en het verdrag met België (Haarlem 1926); H. de Hoon, L’Escaut et son embouchure. Le différend des Wielingen (Bruxelles 1927); M. Siotto Pintor, Le régime international de l’Escaut (Recueil des cours de l’Ac. de droit intern, de La Haye, dl 21, Paris 1929); Th. van Welderen Rengers, Les relations neérlande-belges considérées dans le cadre de la position politique intern. (Bibl. Visseriana, dl IX, Leyde 1931); B. M. Telders, La revision des traités de 1839 (La Haye 1935)-

< >