hebben betrekking op de inductiestromen. Zij luiden:
1. De inductiestroom, die opgewekt wordt door de beweging van een geleider in een magnetisch veld, heeft steeds een zodanige richting, dat de beweging, waardoor hij ontstaat, wordt tegengewerkt.
2. Als een geleider een beweging verkrijgt ten gevolge van het doorgaan van een electrische stroom, is de richting der beweging steeds zodanig, dat de door de beweging opgewekte inductiestroom de hoofdstroom verzwakt. Uit de eerste wet volgt, dat voor het verkrijgen van het arbeidsvermogen van een electrische stroom van een dynamo er mechanisch arbeidsvermogen moet worden opgeofferd, terwijl de tweede wet zegt, dat het mechanisch arbeidsvermogen van een electromotor verkregen wordt ten koste van electrisch arbeidsvermogen.