O. Carm. (oorspronkelijke voornamen Anne Sjoerd), Nederlands historicus (Ugoklooster bij Bolsward 23 Febr. 1881 — Dachau 26 Juli 1942), werd in 1905 tot priester gewijd, promoveerde in 1909 te Rome tot doctor in de wijsbegeerte en werd daarna hoogleraar in de wijsbegeerte aan de Hogere Studies in de orde der Carmelieten te Oss, in 1923 aan de R.K. universiteit te Nijmegen.
Vooral maakte hij zich verdienstelijk voor de Friese taal en cultuur, en voor de geschiedenis der moderne devotie. Tevens hield hij talrijke voordrachten over allerlei onderwerpen in verschillende steden van Nederland. Ook werkte hij met groot succes voor de belangen zijner Orde in binnen- en buitenland (stichting te Mainz).Tijdens de Duitse bezetting (1940-45) bezocht hij als geestelijk adviseur van de opgeheven Nederlandse Katholieke Journalistenvereniging de directies en redacties der Katholieke bladen, waarvoor hij op 19Jan. 1942 gevangen genomen werd. Hij verbleef in de gevangenis te Scheveningen, waar hij gedeeltelijk een leven van de H. Theresia schreef (bijgewerkt en uitgegeven door B. Meijer O. Carm. 1946) en te Amersfoort, Kleef en Dachau, waar hij de 26ste Juli 1942 overleed.
Hij gaf o.a. uit (met drie anderen) Werken der H. Theresia (4 dln 1918-1924); Herinneringen aan St Willibrord in Friesland (z.j.) en schreef artikelen in verschillende tijdschriften.
Bibl.: Mijn cel en dagorde van een gevangene (Tilburg 1945).
Lit.: H. W. F. Aukes, Titus Br. (Brussel 1947)-